ECLI:NL:GHAMS:2021:3271
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in hoger beroep wegens te late indiening appelschriftuur
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 25 januari 2021 was gewezen. Het hoger beroep was ingesteld door het openbaar ministerie tegen de politierechter, maar de raadsvrouw van de verdachte stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat de appelschriftuur te laat was ingediend. De advocaat-generaal pleitte ervoor om het openbaar ministerie toch ontvankelijk te achten, ondanks de termijnoverschrijding.
Het hof overwoog dat volgens artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de officier van justitie binnen veertien dagen na het instellen van hoger beroep een schriftuur met grieven moet indienen. In dit geval was de appelschriftuur vier dagen te laat ingediend. De reden voor de vertraging, namelijk de coronamaatregelen, werd door het hof niet als rechtvaardiging gezien, aangezien het openbaar ministerie inmiddels voldoende tijd had gehad om zich aan te passen aan de situatie.
Het hof concludeerde dat het belang van het hoger beroep niet zwaarder woog dan het belang van de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De benadeelde partijen waren door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, maar konden hun claims alsnog bij de civiele rechter indienen. Uiteindelijk verklaarde het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.