ECLI:NL:GHAMS:2021:3189

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
23-000865-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake strafzaak met MDMA

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2020. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, voor het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid MDMA. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De verdediging heeft gepleit voor strafvermindering vanwege de verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. Ondanks de ernst van het delict, heeft het hof besloten om af te wijken van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. Het hof heeft een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd. Het vonnis van de rechtbank is enkel vernietigd ten aanzien van de opgelegde straf, terwijl het voor het overige is bevestigd. De beslissing is genomen op 7 juli 2021, waarbij het hof de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht heeft toegepast.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000865-20
datum uitspraak: 7 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-669062-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek.
De raadsvrouw heeft verzocht in strafmatigende zin zwaar rekening te houden met de gewijzigde en verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid MDMA in de vorm van pillen en pasta. Verdovende middelen vormen niet alleen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid, maar zij leiden daarnaast ook tot allerlei vormen van criminaliteit, overlast en andere maatschappelijke problemen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigen in beginsel geen andere straf dan een (geheel) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur.
Het hof ziet echter in de uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de verdediging en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd en uitvoerig betoogd, aanleiding om hiervan af te wijken. De verdachte heeft inmiddels geruime tijd zijn leven een positieve wending gegeven. Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf deze positieve ontwikkelingen in ernstige mate zullen doorkruisen, hetgeen het hof onwenselijk acht en waarbij (ook) de maatschappij in een situatie als deze niet is gebaat. Voorts heeft de verdachte zich tegenover het hof rekenschap gegeven van de ernst van wat hij heeft begaan en de verantwoordelijkheid voor zijn handelen op zich genomen.
Om de verdachte te stimuleren deze positieve lijn door te zetten en tegelijkertijd de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking te brengen acht het hof het aangewezen om een forse onvoorwaardelijke taakstraf (de maximaal toegestane duur) en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep enkel ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M.H.P. Houben, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juli 2021.
mr. M.M.H.P. Houben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.