ECLI:NL:GHAMS:2021:3179
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis verduistering in dienstbetrekking met ontnemingsvordering
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2018. De betrokkene, geboren in 1951, was eerder veroordeeld voor verduistering in dienstbetrekking, waarbij hij een bedrag van € 210.000,00 had verduisterd in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2009. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene dit bedrag zou terugbetalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, ondanks de vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn, en handhaafde de betalingsverplichting van € 210.000,00. De raadsman van de betrokkene had aangevoerd dat de overschrijding van de redelijke termijn invloed moest hebben op de hoogte van de betalingsverplichting, maar het hof oordeelde dat deze overschrijding al was meegewogen in de straf van de betrokkene in de aanhangige strafzaak. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 22 september 2021 en de eerdere zittingen in eerste aanleg. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarbij de rechters M. Lolkema, S. Clement en M. Gonggrijp-van Mourik aanwezig waren, en is uitgesproken in een openbare zitting.