Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Deze bedrijfsarts, heeft geadviseerd om een tweede spoor traject in te gaan zetten. Hierbij heeft werkgever [A] aangewezen als tweede spoor traject coach. Op 26 november 2018 heeft meneer [A] aangekondigd om op 30 november 2018 om 13:00 uur bij u langs te komen voor een intake gesprek.(…)
Helaas heeft u dit gesprek geweigerd(…)
Vervolgens is er op 26 september 2018 een nieuw re-integratie voorstel aan u gedaan. Ook hier heeft u geen gehoor aan gegeven, met de reden dat u zich niet kon vinden in het voorstel. Daarnaast heeft u het plan van aanpak van 19 oktober 2017 niet getekend en heeft u de tussentijdse evaluatie van 26 september 2018 niet getekend. Hiermee belemmerd u uw re-integratie traject.
Dutch Discoveriesop de D-pier op Schiphol dan wel bij Smullers op Amsterdam Centraal Station. Nadat [appellante] na herhaald verzoek geen keuze had gemaakt, heeft Lagardère voor [appellante] een keuze gemaakt (de eerstgenoemde optie). Vanwege het verlopen van de Schipholpas van [appellante] per 2 april 2019 heeft Lagardère [appellante] bij e-mail van 28 augustus 2019 opgeroepen om vanaf 29 augustus 2019 in het magazijn te Lijnden haar werk te hervatten totdat de Schipholpas er zou zijn. [appellante] heeft aan deze oproep geen gehoor gegeven.
Dit ontslag krijg jij voor hetherhaaldelijkweigeren van jouw werkzaamheden. Hierbij veronachtzaam jij grovelijk de plichten uit de arbeidsovereenkomst en weiger jij hardnekkig te voldoen aan de redelijke bevelen vanuit de werkgever.
ontvangen. Bovendien is er gedurende deze periode herhaaldelijk mailverkeer met jou geweest waarin wij jou op deze brieven hebben geattendeerd en jou hebben gesommeerd tot werkhervatting.
3.Beoordeling
de grieven 1, 2, 4, 5a, 5b, 6 en 8, samengevat, als volgt toegelicht en onderbouwd. De door Lagardère aan [appellante] opgedragen logistieke werkzaamheden in het magazijn in Lijnden behoren niet tot de bedongen werkzaamheden van [appellante] . Weigering van niet tot het normale takenpakket behorende werkzaamheden levert geen werkweigering op. [appellante] heeft een beroep gedaan op een opschortingsrecht ten aanzien van haar arbeidsprestatie omdat Lagardère al geruime tijd het loon van [appellante] niet meer betaalde. Ook om die reden was [appellante] niet gehouden de haar opgedragen werkzaamheden te verrichten. Daarnaast was het verzoek van [appellante] eerst een gesprek te voeren alvorens tot werkhervatting over te gaan niet onredelijk. Verder kent de arbeidsovereenkomst geen wijzigingsbeding en heeft Lagardère de werkzaamheden in Lijnden niet als een redelijk voorstel aan [appellante] gepresenteerd. Het aan [appellante] gegeven ontslag op staande heeft dus geen geldige juridische grondslag. Daarnaast heeft de kantonrechter ten onrechte het laakbare handelen van Lagardère niet in de beoordeling betrokken. Lagardère heeft immers geprobeerd [appellante] de organisatie uit te werken. Ten slotte heeft het voor rekening van Lagardère te komen dat [appellante] in augustus 2019 niet beschikte over een geldige Schipholpas, nu [appellante] al in maart 2019 de relevante stukken voor de pasaanvraag aan Lagardère had overhandigd. Dat betekent dat haar verzoeken in eerste aanleg ten onrechte (grotendeels) zijn afgewezen, aldus [appellante] .
de grieven 3, 7a en 7bheeft [appellante] het volgende aangevoerd. [appellante] was per 3 februari 2019 arbeidsgeschikt. Het is aan Lagardère te bewijzen dat dit niet zo was. De in mei 2019 opgelegde loonstaking kent dus geen juridische basis. Lagardère had ná de betermelding van [appellante] op 15 augustus 2019 geen belang meer bij de loonopschorting en had het loon moeten (na)betalen. [appellante] heeft dus een loonvordering over de periode van 29 mei tot 15 augustus 2019. De constatering van de kantonrechter dat de loonopschorting als loonstaking moet worden gezien, is onjuist. Dat volgt niet uit de brief van 4 december 2018 van Lagardère, aldus [appellante] .
Grief 9heeft geen succes.