Uitspraak
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmiddelen
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
Op 4 februari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2018. De zaak betreft zware mishandeling waarbij de verdachte, geboren in 1996, het slachtoffer in het gezicht heeft geslagen met een scherp voorwerp, wat heeft geleid tot letsel aan het oog en gezicht van het slachtoffer. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een TBS-maatregel met dwangverpleging. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het voorarrest niet overschrijdt.
Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in een andere zaak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en TBS-maatregel, die het hof heeft vernietigd. De gevangenisstraf is vastgesteld op twaalf maanden, waarbij het hof de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging heeft genomen. De verdachte was volledig toerekeningsvatbaar, ondanks eerdere rapportages die een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aangaven. Het hof heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven en zijn afwezigheid tijdens de zitting, wat zijn kansen op rehabilitatie niet bevorderde. De op te leggen straf is gegrond op artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.