ECLI:NL:GHAMS:2021:285

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
23-003382-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met valse sleutel van aanzienlijke geldbedragen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was beschuldigd van diefstal van een bedrag van € 11.020,80 door middel van een valse sleutel, namelijk een bankpas met bijbehorende pincode. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 2 maart 2019 te Amsterdam, waarbij de verdachte het geld onder zijn bereik had gebracht door te pinnen met de bankpas van het slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 januari 2021 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, wat het hof als bewijs heeft gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft geoordeeld dat niet bewezen is dat hij dit samen met anderen heeft gedaan. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een andere strafoplegging bepaald. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een taakstraf van 80 uren opgelegd. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die blijk heeft gegeven van motivatie om zijn leven te verbeteren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003382-19
datum uitspraak: 4 februari 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-101764-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
postadres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (door te pinnen) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 11.020,80), welk(e) geldbedrag(en) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer] , althans een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten een bankpas (op naam) van die [slachtoffer] (met bijbehorende pincode), in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof, dat de tenlastelegging niet als impliciet cumulatief uitlegt, tot een andere bewezenverklaring, strafoplegging en strafmotivering komt dan de politierechter. Daarnaast heeft de verdachte een bekennende verklaring ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd die het hof tot het bewijs bezigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 maart 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening door te pinnen heeft weggenomen geldbedragen van in totaal € 11.020,80, welke geldbedragen geheel toebehoorden aan [slachtoffer] , waarbij hij, verdachte, het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van die [slachtoffer] met bijbehorende pincode.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. In het bijzonder is het hof van oordeel dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende naar voren is gekomen dat het bewezenverklaarde samen met een ander zou zijn gepleegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 21 januari 2021;
een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2019048093-1 van 7 maart 2019 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] met als bijlage een transactieoverzicht van een bankrekening bij de Rabobank [doorgenummerde pagina’s 08
-12].

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis met aftrek van de tijd dat de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft verzocht om een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door middel van valse sleutels door met een pinpas en bijbehorende pincode, tot het gebruik waarvan hij niet gemachtigd was, op verschillende locaties, in totaal een aanzienlijk geldbedrag te pinnen. De verdachte heeft daarmee laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Hij heeft uit financieel gewin het slachtoffer, een bejaarde vrouw, schade en overlast bezorgd en zichzelf op die wijze onrechtmatig bevoordeeld.
De ernst van het feit brengt in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mee. Gelet echter op het reclasseringsrapport van 6 november 2020 en de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, wijkt het hof van dit uitgangspunt af. De verdachte onderneemt zelf concrete stappen teneinde hulpverlening te verkrijgen en is gemotiveerd om een positieve verandering in zijn leefsituatie te bewerkstelligen, aldus het reclasseringsrapport. Met zijn bekentenis heeft de verdachte ervan blijk gegeven dat hij verantwoordelijkheid voor zijn daden wil nemen.
Blijkens de door de verdediging overgelegde brief van de gemeente Amsterdam van 5 januari 2021 heeft de verdachte inmiddels een bijstandsuitkering. De raadsman heeft tevens een e-mailbericht van 8 januari 2021 voorgehouden, waaruit, voldoende onderbouwd, blijkt dat de verdachte binnen afzienbare tijd een woning in [plaats] toegewezen wordt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 januari 2021 is hij eerder voor een vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde datde veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres 2] , althans [adres 3] zodra de veroordeelde in [plaats] woonachtig is, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde datde veroordeelde een adequate dagbesteding realiseert dan wel behoudt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. D. Radder en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 februari 2021.
mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]