ECLI:NL:GHAMS:2021:2793

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
23-001712-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling en beschadiging van eigendom

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling en het opzettelijk beschadigen van de pruik van zijn levensgezel, [slachtoffer], op 21 juli 2020 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en beide feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard. De aangeefster deed aangifte van mishandeling, waarbij zij verklaarde dat de verdachte haar meermalen in het gezicht had geslagen en met een tondeuse haar in het gezicht had geraakt. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen van buren die geluiden van geweld hadden gehoord. De verdachte kon geen verklaring geven voor het letsel van de aangeefster, wat bijdroeg aan de overtuiging van het hof. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, te vervangen door 35 dagen hechtenis, en heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals het eerdere strafblad van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001712-20
datum uitspraak: 28 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-190659-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juli 2020 te Amsterdam zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door haam meermalen te slaan (met vuist) in het gezicht en/of tegen de armen/handen en door met een werking zijnde tondeuse haar in haar gezicht te raken;
2.
hij op of omstreeks 21 juli 2020 te Amsterdamopzettelijk en wederrechtelijk een pruik, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde naar aanleiding van een verweer
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 en 2 is tenlastegelegd. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] onbetrouwbaar is, omdat zij de verdachte, na het beëindigen van hun contact vanaf zijn kant, veelvuldig heeft lastig gevallen. Ook kunnen haar verklaringen volgens de raadsvrouw niet leiden tot bewijs en tot de overtuiging dat de verdachte de tenlastegelegde handelingen heeft verricht. Bovendien staat het
unus testis nullus testisbeginsel aan een veroordeling in de weg.
Het hof overweegt als volgt.
De aangeefster heeft op 22 juli 2020 aangifte gedaan en daarbij verklaard dat de verdachte op 21 juli 2020 omstreeks 22.10 uur bij haar in haar woning kwam. Aangeefster groette hem – naar eigen zeggen – enthousiast waarop de verdachte haar van zich af duwde, boos werd, tegen haar begon te schreeuwen en haar vervolgens met zijn vuisten in haar gezicht sloeg. Ondanks dat de aangeefster hem van zich af probeerde te duwen en zij de klappen met haar handen probeerde af te weren, bleef de verdachte doorgaan met slaan. Vervolgens pakte de verdachte een werkende tondeuse die hij met snelle bewegingen naar het gezicht van de aangeefster bracht en ze voelde dat de tondeuse meerdere malen tegen haar gezicht aankwam. Ook werden er door de verdachte met de tondeuse meerdere plukken haar uit de pruik van de aangeefster weggeschoren.
Uit het proces-verbaal van bevindingen vanaf pagina 9 in het dossier volgt dat de aangeefster diezelfde avond omstreeks 22.21 uur in het bijzijn van de politie een verklaring heeft afgelegd waarin zij nagenoeg hetzelfde heeft verklaard als tijdens haar aangifte.
De verbalisanten die ter plaatse kwamen constateerden tevens letsel bij de aangeefster, welk letsel bestond uit een snee op haar voorhoofd en afgebroken nagels. De verbalisanten zagen plukken haar op de grond in de woning. Deze plukken haar bleken afkomstig te zijn van de pruik van de aangeefster. Ook heeft de verbalisant die de aangifte heeft opgenomen in een proces-verbaal van bevindingen weergegeven dat hij letsel in het gezicht en aan de handen van aangeefster heeft gezien. Hij omschreef onder andere een blauw oog, een snee op het voorhoofd, een verdikking en een scheur in haar lippen.
Naar het oordeel van het hof past het geconstateerde letsel bij de aangifte van de aangeefster, waarin ook zij haar letsel heeft beschreven en zij uiteen heeft gezet hoe dit letsel is veroorzaakt. Ook heeft de aangeefster in de korte tijdspanne tussen haar verklaring bij de politie die kort na het incident ter plaatse was en haar aangifte even later op het politiebureau nagenoeg hetzelfde verklaard.
In tegenstelling tot de aangeefster kan de verdachte niet uitleggen hoe het bij de aangeefster aangetroffen letsel is veroorzaakt. In ieder geval past het letsel niet goed bij het over en weer duwen en trekken waarvan de verdachte gewag maakt en evenmin bij een val die aangeefster daardoor zou hebben gemaakt. Daarbij komt dat de aangifte wordt ondersteund door de verklaringen van de buren [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] die hebben verklaard dat zij kabaal, gegil en gebonk hebben gehoord, afkomstig vanuit de woning van de aangeefster. Toen [getuige 1] voor de deur van de woning van de aangeefster stond, hoorde hij de verdachte schreeuwen en hoorde hij de aangeefster zeggen: “Hou nou op, ga weg!”. Ook [getuige 2] heeft de verdachte horen schreeuwen, en aangeefster horen zeggen “Wat doe je! Nee!”. Eenmaal ter plaatse trof [getuige 2] de aangeefster overstuur en met letsel aan.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangifte wordt ondersteund door voornoemde getuigenverklaringen en het omschreven letsel. Het hof acht de aangifte dan ook betrouwbaar en bruikbaar als bewijsmiddel. Dat de aangeefster na het beëindigen van het contact door de verdachte nog veelvuldig heeft geprobeerd met hem in contact te komen maakt dit niet anders. De verweren van de raadsvrouw worden verworpen.
Hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 juli 2020 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meermalen te slaan (met vuist) in het gezicht en tegen de handen en door met een in werking zijnde tondeuse haar in haar gezicht te raken;
2.
hij op 21 juli 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een pruik, die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft beschadigd.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 70 uren, te vervangen door 35 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft bepleit dat, indien het hof komt tot (gedeeltelijke) bewezenverklaring van het tenlastegelegde, andere afdoeningswijzen voor de hand liggen zoals een mediationtraject. Dit zou gezien het verleden van de aangeefster en de verdachte passender zijn dan het opleggen van een straf aan de verdachte. De oplegging van een taakstraf voor de duur van 70 uren, te vervangen door 35 dagen hechtenis zou een te hoge straf zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van de aangeefster [slachtoffer]. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn ondervonden en letsel opgelopen. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van de pruik van de aangeefster [slachtoffer], door daaruit een pluk haar te scheren met een tondeuse. Dit betreft een vervelend feit waardoor het slachtoffer hinder en schade heeft ondervonden. Met dit gedrag heeft de verdachte er eveneens blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Het in de ogen van de verdachte opdringerige gedrag van aangeefster vormt op geen enkele wijze een verontschuldiging voor de beide feiten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 augustus 2021 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens geweldsdelicten.
Het hof acht, alles afwegende en mede gelet op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, een taakstraf zoals gevorderd door de advocaat-generaal passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. C.J. van der Wilt en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Damo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2021.
Mr. M. Iedema en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.