In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 september 2021 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een verzoeker, geboren in 1975, die om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand heeft verzocht. Het verzoekschrift is op 25 juni 2021 ingekomen en de advocaat-generaal heeft op 2 juli 2021 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 7 september 2021 is de advocaat van de verzoeker gehoord, maar verzoeker zelf was niet aanwezig.
Het verzoek betreft een vergoeding van kosten die zijn gemaakt in verband met rechtsbijstand in de strafzaak en de bezwaarprocedure met betrekking tot DNA-onderzoek. De totale kosten die zijn verzocht bedragen € 3.989,22 voor de strafzaak en € 680,00 voor de verzoekschriftprocedure. Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, wat ruimte biedt voor vergoeding van de gemaakte kosten.
Het hof heeft de ingediende urenspecificatie beoordeeld en vastgesteld dat de kosten voor rechtsbijstand in de strafzaak tot een bedrag van € 1.981,98 kunnen worden vergoed. Daarnaast zijn er gronden van billijkheid aanwezig voor de vergoeding van kosten in de bezwaarprocedure en de verzoekschriftprocedure. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een totale vergoeding van € 4.491,51 toe te kennen aan de verzoeker, waarbij het overige verzochte is afgewezen. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer en is ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier.