ECLI:NL:GHAMS:2021:2772
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheidsverklaring verzoeker in rekestenprocedure op basis van art. 530/533 Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure, waarbij verzoeker een vergoeding heeft gevraagd voor schade en kosten die hij stelt te hebben geleden in verband met een strafzaak. Het verzoekschrift is op 14 mei 2021 ingediend, waarna de advocaat-generaal op 2 juli 2021 het standpunt van het Openbaar Ministerie heeft gepresenteerd, met de conclusie tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 7 september 2021 was verzoeker niet aanwezig.
Verzoeker heeft schadevergoeding gevraagd voor een bedrag van € 780,00, kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak van € 43.316,61 en kosten van rechtsbijstand voor de verzoekschriftprocedure van € 680,00. De strafzaak was geëindigd na afwijzing van het cassatieberoep door de Hoge Raad op 16 februari 2021. In eerste aanleg was verzoeker veroordeeld voor één van de vier tenlastegelegde feiten, terwijl hij voor de andere feiten was vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.
De advocaat van verzoeker betoogde dat het zaaksbegrip niet in de weg staat aan toekenning van een vergoeding, omdat de feiten van zaak A en B van verschillende orde zijn en in verschillende periodes hebben plaatsgevonden. De advocaat-generaal daarentegen stelde dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de zaak niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek, omdat de zaak niet is geëindigd zonder straf of maatregel, en dat er geen grond is voor toekenning van een vergoeding.
De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op de openbare zitting van 21 september 2021.