ECLI:NL:GHAMS:2021:2724

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
23-004430-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsmotivering t.a.v. opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1970, was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep een nieuwe beoordeling van de zaak aangevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en aanwezig heeft gehad in een woning in Hoofddorp tussen 1 augustus 2016 en 28 februari 2017. De zaak kwam aan het licht na een melding van een gemeenteambtenaar en daaropvolgende onderzoeken door de politie, waarbij verschillende bewijsmiddelen zijn verzameld, waaronder proces-verbaal van verbalisanten en verklaringen van medeverdachten. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. Tevens is er een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep vastgesteld, wat heeft geleid tot een matiging van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004430-18
datum uitspraak: 14 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 26 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-054766-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1970,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2016 tot en met 28 februari 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 358, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van
bevindingenmet nummer PL1100-2017037268-3 van 23 februari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , basisteam Haarlemmermeer [doorgenummerde pagina’s 67-68].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 9 februari 2017 ontvingen wij van een gemeente ambtenaar van gemeente Haarlemmermeer, de volgende melding:
“Op 3 februari 2017 wilde ik een controle op leegstand uitvoeren bij de
woning aan de [adres 2] in Hoofddorp. Het was die dag een koude en natte dag. Het viel mij op dat er een dak kantelraam openstond. Ook zag ik dat het kantelraam van de badkamer aan de voorzijde van de woning open stond. De gordijnen van de woning waren dicht geschoven zodat naar binnen kijken niet mogelijk was. Door de brievenbus naar binnen kijkend viel mij een geur op waar ik over twijfelde wat het was. Vervolgens verklaarde de buurman aan mij dat de eigenaar van huisnummer [huisnummer] in Frankrijk woont en dat een zoon (man) het huis bijhoudt. Op 8 februari 2017 ben ik samen met een collega in de avonddienst weer bij de voornoemde woning gaan kijken. Er was aan de woning niets veranderd. Weer kwam er een zoetige weeën (het hof begrijpt: weeïge) geur door de brievenbus naar buiten.”
Op 15 februari 2017 hebben wij, verbalisanten, na aanleiding van deze melding een onderzoek ingesteld bij de voornoemde woning. Wij zagen dat er op de eerste verdieping een kantelraam open stond. Ook zagen wij dat op de zolderverdieping een kantelraam op de kierstand stond. Wij zagen dat er bij de naast liggende woningen geen ramen open stonden. De buitentemperatuur was op die dag rond het vriespunt. Wij opende de klep van de brievenbus en voelde direct een sterke warme luchtstroom door de geopende brievenbus naar buiten komen. Wij roken ook direct de geur van hennep uit de geopende brievenbus. Deze geur is ons ambtshalve bekend.
Op 23 februari 2017 hebben wij, verbalisanten, een onderzoek met een warmtebeeldcamera gedaan bij de woning aan de [adres 2] in Hoofddorp. Uit deze beelden bleek dat de woning veel meer warmte uitstraalde dat (het hof begrijpt: dan) de naast
liggende woningen. Ook zagen wij dat de kantelramen op de zolderverdieping en het kiepraam aan de voorzijde nog steeds open stond. Bij de naast liggende woningen waren deze ramen gesloten. Het was op deze dag stormachtig weer met veel regen.
2. Een proces-verbaal van
bevindingenmet nummer PL1100-2017037268-8 van 28 februari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina’s 77-78].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Door collega's van het FLEX- Team werd doorgegeven dat er beweging was bij een woning
die in onderzoek was bij het Hennepteam van de politieregio Noord-Holland. De woning
was gelegen aan de [adres 2] te Hoofddorp.
Ter plaatse ben ik, verbalisant [verbalisant 4], naar de achterzijde van de woning gelopen om daar de achterzijde in de gaten te houden. Ik, verbalisant [verbalisant 3], heb zicht gehouden op de voorzijde van de woning. Ik, verbalisant [verbalisant 3], hoorde op enig moment dat er breek geluiden uit de woning kwam.
Kort daarna zag ik een persoon door het raam van vermoedelijk de badkamer kort naar buiten kijken.
Kort nadat de persoon naar buiten had gekeken, werd de voordeur van de [adres 2]
open gedaan door een man. De man bleek later genaamd te zijn:
*** [verdachte], geboren [geboortedag 1] 1970 te [geboorteplaats 1] * * *
Ik, verbalisant [verbalisant 4], stond samen met collega [verbalisant 5], aan de achterzijde van de woning.
Ik verbalisant [verbalisant 5] zag dat er twee mannen aan de achterzijde van de woning naar buiten kwamen lopen. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 4], één van de verdachten aangehouden. De door mij aangehouden verdachte, bleek later genaamd te zijn:
*** [medeverdachte 1], geboren [geboortedag 2] 1978 te [geboorteplaats 2] ***
Ik, verbalisant [verbalisant 5], heb de tweede man aangehouden. De door mij aangehouden verdachte bleek later genaamd te zijn: *** [medeverdachte 2], geboren [geboortedag 3]-1967 te [geboorteplaats 3] ***
Ik verbalisant [verbalisant 5] rook henneplucht in sommige vertrekken. Ook zag ik verbalisant [verbalisant 5] dat er in verschillende kamers spullen lagen ter behoeve van een hennepkwekerij.
3. Een proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlage) met nummer PL1100-2017037268-31 van 14 maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 82-146].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 28 februari 2017 werd een onderzoek ingesteld bij een woning op het adres [adres 2] te Hoofddorp.
Tijdens een visueel onderzoek dat wij instelden in de woning, zagen wij diverse aanwijzingen dat in de woning twee kweekruimtes ten behoeve van hennepteelt aanwezig waren geweest en inmiddels weer waren ontmanteld. Op diverse plaatsen in de woning en in de losstaande schuur in de achtertuin lagen goederen die wij aantreffen in hennepkwekerijen. Wij zagen dat hennepgerelateerde goederen onder andere waren opgeslagen in dozen en in plastic zakken en andere verpakkingen.
Wij troffen de navolgende goederen en aanwijzingen voor eerdere hennepteelt aan:
Plantenpotten:
Wij zagen dat in de trapkast in de woonkamer zwarte plastic plantenpotten stonden opgestapeld. Wij zagen dat deze potten waren vervuild met teelaarde. Na tellen bleek dat er 358 door gebruik vervuilde potten stonden.
Grondzeil:
Wij zagen dat in de slaapkamer aan de achterzijde van de woning geen vloerbedekking lag. Een deel van de vloer was bedekt met een zwart waterdicht plastic zeil. Met dit zeil was een waterdichte bak gemaakt met behulp van houten planken. (steigerplanken) Een deel van deze waterdichte bak was reeds gedemonteerd. Wij zagen dat er een aantal losse houten planken in de slaapkamer lagen waarmee kennelijk de waterdicht bak was gemaakt.
Teelaarde:
Op de waterdichte ondergrond in de slaapkamer lag een grote stapel gevulde vuilniszakken. Wij zagen dat het grootste gedeelte van de deze zakken was gevuld met gebruikte teelaarde. Wij zagen in deze teelaarde wortelresten van afgeknipte hennepplanten. In de teelaarde was de vierkante vorm herkenbaar van de plantenpotten waar deze in gezeten had.
Hennepplant afval:
In een aantal vuilniszakken troffen wij delen van geknipte hennepplanten aan. Wij zagen dat het bewerkte en geknipte delen van hennepplanten waren die waren ontdaan van de toppen. Het is ons verbalisanten bekend dat henneptelers veelal verklaren dat eerdere oogsten zijn mislukt. Wij zagen geen aanwijzingen dat de hennepplanten zichtbaar waren aangetast door een plantenziekte of een insectenprobleem. De planten toppen van de hennepplanten waren geoogst. Tussen het afval troffen wij delen van gedroogde henneptoppen (wiet) aan. Dit wijst erop dat de henneptoppen zijn geoogst en gedroogd.
Hennep:
Wij verbalisanten, constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
Afdrukken plantenpotten:
In een aantal vuilniszakken zaten delen van plastic zeil wat kennelijk was gebruikt als ondergrond in kweekruimtes. Wij zagen dat de afmeting zodanig was dat er meerdere kweekruimtes mee bedekt waren geweest. Wij zagen in het zeil de indrukken van plantenpotten. Wij zagen dat er twee indrukken over elkaar zaten. Dit wijst op twee oogsten. Wij zagen dat de indrukken in het grondzeil overeen kwamen met de onderzijde van de plantenpotten die wij in de woonkamer hadden aangetroffen. Wij zagen aan de indrukken op het zeil dat de plantenpotten aaneensluitend waren geplaatst en dat er 16 planten per vierkante meter in de kweekruimte hadden gestaan.
Gaten in plafond:
Wij zagen dat ik het plafond in de slaapkamer gaten waren geboord en waarin nog pluggen zaten. De gaten waren met een zekere regelmaat en in lijn geboord. Gezien de volgorde waarin de gaten waren geboord is het aannemelijk dat deze zijn gebruikt voor het ophangen van houten latten waaraan assimilatielampen waren bevestigd en slakkenhuizen en slakkenhuizen.
Slakkenhuis:
Wij zagen dat op de overloop, in een kastruimte zonder deur, een slakkenhuis (ventilator) was opgehangen. Het slakkenhuis was niet meer aangesloten op een slangensysteem. De binnenzijde van het slakkenhuis was vervuild met stofaanslag.
Schakelpaneel:
Wij zagen dat op een wand, op de overloop op de eerste verdieping, een schakelpaneel was bevestigd. Wij zagen dat deze was aangesloten op een dikke grijze stroomkabel. Deze stoomkabel was aangesloten op de centrale meterkast in de hal.
Tijdklok:
In het schakelpaneel zat een tijdklok. Wij zagen dat deze tijdklok was ingesteld op een 12 uurs schakeling. Dit duidt erop dat de hennepplanten zich in de bloeifase hadden bevonden.
Tumble trimmer:
In de badkamer werd een tumble trimmer aangetroffen. In dit soort apparaten worden de geknipte henneptoppen mechanisch ontdaan van de bloembladeren. Aan de messen en in de behuizing van deze apparaten blijven hennepresten achter. Wij zagen dat er op het rooster van de tumble trimmer en het draaimechanisme aan binnenzijde een laagje vervuiling van hennep aanwezig was.
Kweekruimte zolderkamer:
Wij verbalisanten, zagen dat de zolderkamer eveneens in gebruik was geweest als kweekruimte. Wij zagen dat in het plafond eveneens gaten op regelmatige afstanden waren geboord. Wij zagen dat op de vloer resten van teelaarde lag en stukjes isolatieschuim (purschuim). Wij zagen dat gaten en kieren waren dicht geschuimd. Wij zagen dat in de CV ruimte, voor de zolderkamer, op een houten plank met viltstift nummers waren aangebracht. Dit soort nummers worden veel door henneptelers
aangebracht om transformatoren van hennepplanten te nummeren. Wij zagen dat in de woonkamer houten panelen stonden opgeslagen langs een wand. Wij zagen dat op de boevenzijde van deze houten panelen een laag purschuim zat. Wij zagen dat de hoogte van de panelen overeen kwam met de hoogte van het plafond in de zolderkamer. Gezien vorenstaande zijn deze panelen waarschijnlijk op de zolderetage gebruikt bij de bouw van de kweekruimte.
Productiedatum:
In de woonkamer troffen wij een aantal gipsplaten aan die sporen van gebruik vertoonden. Wij zagen dat op deze gipsplanten als productiedatum 28 april 2016 stond vermeld. Het is bekend dat bouwmarkten en bouwgroothandels geen grote voorraden gipsplanten aanhouden en dat de doorstroom van gipsplanten relatief kort in. Uit de datum bleek dat de kwekerij na april 2016 is gebouwd.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017037268-34 van 18 maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] [doorgenummerde pagina 150].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Naar aanleiding van het onderzoek terzake het telen van hennep in de woning op het adres [adres 2] te Hoofddorp, stelde ik, verbalisant, een onderzoek in. Op 9 maart 2017, werd ik verbalisant, gebeld door [naam], eigenaar van die woning. Hij belde met een telefoonnummer beginnend met 0033 (algemeen bekend is: 0033 is het land kengetal van Frankrijk)
Deze man verklaarde mij desgevraagd het volgende:
- ik woon al geruime tijd in Frankrijk.
- De woning staat al een tijd leeg.
- Ik heb het beheer van de woning uit handen gegeven aan [verdachte]. [verdachte] is min of meer een aangenomen zoon van mij.
- [verdachte] heeft de sleutel van de woning en regelt de daar binnenkomende post.
- Ik ben voor het laatst eind juli of begin augustus 2016 in de woning geweest.
- Ik weet niets van een hennepkwekerij in de woning.
5. Een proces-verbaal van
verhoor verdachte [medeverdachte 2]met nummer PL1100-2017037268-11 van 28 februari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] [doorgenummerde pagina’s 18-21].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 februari 2017 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[medeverdachte 2]:
Vandaag (hof: 28 februari 2017) was ik bij de [adres 2] (het hof begrijpt: [adres 2]) [adres 2] in Hoofddorp om spullen van een wiethok op te ruimen. Ik heb daar ook twee keer ofzo de planten water gegeven. De laatste keer dat ik de planten water heb gegeven was ongeveer een maand geleden.
6. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2021.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De eigenaar van het pand/de woning aan de [adres 2] te Hoofddorp woont in Frankrijk. In het begin kwam ik 1x per twee weken in de woning voor de post. Het was ergens in 2016 dat ik begon met op het huis letten. In het begin kwam ik er vaker, later werd het iets van 1x per 3 weken dat ik daar kwam. De laatste keer dat ik voor mijn aanhouding in de woning was, was niet maanden daarvoor, eerder weken. Ik ben eerder in februari 2017 ook nog in de woning geweest. Ik had een sleutel van de eigenaar. De oudste raadsheer houdt mij voor dat de buurman zegt dat de eigenaar in Frankrijk woont en dat een zoon de woning bijhoudt. Ja, daar zou hij mij mee kunnen bedoelen.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het aan de verdachte tenlastegelegde. Daartoe is kort gezegd aangevoerd dat de verdachte niet heeft geweten van de hennepkwekerij in de woning. De verdachte kwam slechts in de woning om op verzoek van de eigenaar de post op te halen en schilderijen in te pakken en te versturen.
Het hof overweegt als volgt.
Op 28 februari 2017 was de verdachte aanwezig in een woning waarin een ontmantelde hennepkwekerij is aangetroffen. Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen leidt het hof af dat de hennepkwekerij in ieder geval enige tijd voor de aanhouding van de verdachte in werking was. De toen eveneens in de woning aanwezige [medeverdachte 2], die zei dat hij daar was om de spullen van “een wiethok” op te ruimen, heeft verklaard dat hij ongeveer een maand voor de aanhouding de planten nog water had gegeven. Ondersteuning voor de vaststelling dat in ieder geval eind januari, begin februari 2017 hennep werd geteeld is te vinden in de bevindingen van de verbalisanten en andere ambtenaren die in die periode ter plaatse zijn geweest en opmerkelijke geuren, temperaturen en andere omstandigheden hebben waargenomen.
De verdachte was – in de woorden van de eigenaar van de woning – de beheerder van de woning en beschikte over een sleutel. De verdachte kwam regelmatig in de woning. Hij had aldus de beschikkingsmacht over hetgeen zich in die woning bevond. Het is vervolgens de vraag of de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Naar eigen zeggen is hij een aantal weken voor zijn aanhouding, eerder in februari 2017, nog in de woning geweest, dat wil zeggen op een moment dat de hennepkwekerij in bedrijf was. Het hof acht de verklaring van de verdachte – dat hij in de woning geen hennepgeur heeft geroken en ook overigens niets heeft gemerkt – ongeloofwaardig gezien de hiervoor beschreven bevindingen over de hennepgeur die door de brievenbus te ruiken was en de geconstateerde warmte in de eerste helft van februari 2017 en in aanmerking genomen dat op diverse plekken in de woning, ook in de woonkamer, voorwerpen zijn aangetroffen die te relateren zijn aan een hennepkwekerij. Het kan niet anders dan dat de verdachte zich op zijn minst bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Gelet op het voorgaande is het hof aldus van oordeel dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de hennepplanten en dat deze planten zich in zijn machtssfeer bevonden.
Het verweer van de raadsrouw wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 28 februari 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan de [adres 2] een groot aantal hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een aanzienlijk aantal hennepplanten aanwezig gehad in een leegstaande woning die hij beheerde. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de gebruikers van dat middel. Bovendien leidt de teelt van hennep vaak tot negatieve maatschappelijke effecten, overlast voor buurtbewoners en gaat zij niet zelden gepaard met andere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft geen blijk gegeven van enig inzicht in het laakbare van zijn gedrag.
Ten aanzien van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid EVRM overweegt het hof dat de zaak in eerste aanleg binnen de daarvoor geldende termijnen is afgerond. Het hof doet daarentegen uitspraak 26 maanden nadat het dossier op 11 juli 2019 bij het hof is binnengekomen. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met twee maanden.
Het hof acht alles afwegende een onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden. Mede gelet op de straffen die doorgaans voor dergelijke delicten worden opgelegd acht het hof een taakstraf voor de duur van 120 uren passend. Gelet op de geconstateerde termijnoverschrijding zal het hof de straf matigen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. M.M.H.P. Houben en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 september 2021.
Mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]