ECLI:NL:GHAMS:2021:2678

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
23-001300-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake vuurwapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren te [geboortedatum] en woonachtig te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het in bezit hebben van een vuurwapen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de bewijsvoering en strafmotivering vervangen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim omdat de verbalisanten de verdachte geen cautie hadden gegeven. Het hof oordeelde echter dat de verbalisanten op grond van de Wet wapens en munitie gerechtigd waren om het wapen te vorderen zonder cautie te geven, en verwierp dit verweer.

Daarnaast stelde de verdediging dat niet bewezen kon worden dat het aangetroffen vuurwapen functioneerde. Het hof oordeelde dat deze veronderstelling geen steun vond in het recht en verwierp ook dit verweer. Het hof baseerde zijn overtuiging op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van de verbalisanten.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden. De advocaat-generaal had in hoger beroep een straf van 6 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een ernstige overtreding van de Wet wapens en munitie door een geladen vuurwapen in zijn woning te hebben. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, achtte het hof een gevangenisstraf van 3 maanden passend en geboden. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001300-20
Datum uitspraak: 6 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-034294-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit bevestigen met dien verstande dat het hof de door de politierechter gehanteerde bewijsvoering en strafmotivering vervangt.

Bespreking van bewijsverweren

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Daartoe is primair aangevoerd dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de verbalisanten hebben nagelaten de verdachte de cautie te geven nadat ze zich in de woning begaven en de uitlevering van het wapen vorderden. Dat moet volgens de verdediging, die dat heeft gemotiveerd aan de hand van de factoren van artikel 359a Sv, leiden tot bewijsuitsluiting van onder meer het proces-verbaal waarin dit is gerelateerd.
Als subsidiaire grond voor vrijspraak is aangevoerd dat niet duidelijk is of het aangetroffen vuurwapen functioneerde.
Het hof overweegt als volgt.
Bij het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) is via een informant de informatie binnengekomen dat de verdachte in het bezit zou zijn van een vuurwapen en dit vuurwapen onder handbereik zou bewaren in zijn woning. Het TCI heeft deze informatie aan het basisteam van de politie te Alkmaar verstrekt. Naar aanleiding van deze informatie zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar de woning van de verdachte gegaan, hebben aan de verdachte medegedeeld dat zij over informatie beschikken dat hij in het bezit zou zijn van een vuurwapen en hebben de uitlevering van het wapen gevorderd.
De verbalisanten waren op grond van artikel 52 lid 1 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) gerechtigd tot het vorderen van de uitlevering van het wapen op basis van de informatie van het TCI. De verbalisanten waren daarbij niet gehouden tot het geven van de cautie (vgl. HR 25 september 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZD1858). Er is derhalve geen sprake geweest van een vormverzuim.
Het primaire verweer wordt verworpen.
De veronderstelling die aan het subsidiaire verweer ten grondslag ligt, dat voor een bewezenverklaring in dit geval vereist is dat uit bewijsmiddelen blijkt dat het wapen naar behoren functioneert, vindt geen steun in het recht. Daarom wordt ook dit verweer verworpen. Ten overvloede verdient daarbij opmerking dat het procesdossier noch het verhandelde ter terechtzitting enig serieus te nemen aanknopingspunt biedt voor de gedachte dat het wapen niet naar behoren zou functioneren.

Bewijsmiddelen

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat.
1.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte met nummer 2020025166-7 van 7 februari 2020, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (p. 19-24).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 februari 2020 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte (A) op aan hem gestelde vragen (V):
V: U bent aangehouden vanwege het dragen van een vuurwapen. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Hij hangt al 10 jaar aan mijn stoel.
V: Hoe komt u aan dit vuurwapen?
A: Die heb ik een keer gehad.
V: Wat is het voor wapen?
A: Ik weet dat hij schiet. Ik heb hem voor bescherming van mijn gezin.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2020025166-4 van 7 februari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (p. 4-5).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten, of van één van hen:
Op 7 februari 2020 kwamen wij, verbalisanten, bij de woning van [verdachte] te Alkmaar aan. Wij zagen en hoorden dat iemand in de badkamer, gelegen aan de straatkant, stond. Na aanbellen deed de vrouw van [verdachte] de deur open. Enkele minuten later zagen wij dat [verdachte] naar beneden kwam. Wij zagen dat hij direct in zijn stoel ging zitten. Hierop heb ik, [verbalisant 1], aan [verdachte] medegedeeld dat wij over informatie beschikten dat hij in het bezit zou zijn van een vuurwapen. Vervolgens vorderde ik van hem de uitlevering van het wapen. Wij hoorden hem zeggen dat hij deze niet zou geven en dat we hem zelf moesten gaan vinden. Ook vroeg hij om de machtiging en deze is direct aan hem getoond. Nadat ik hem mededeelde dat we naar het wapen wilden gaan zoeken en dat hij daarvoor uit zijn stoel moest komen, hoorden wij hem zeggen: 'Ok jongens, hij hangt hier.' Wij zagen dat hij zijn hoofd naar links draaide en wij zagen daar aan zijn stoel een tasje hangen. Het tasje hing voor hem daarmee direct onder handbereik. Ik, [verbalisant 1], pakte het tasje. Wij zagen dat een lederen, platte tas was van het merk Louis Vuitton. Ik, [verbalisant 1], zag dat de rits open was. Ik keek in het tasje en ik zag dat er een zwart pistool in zat. Hierop hebben wij, verbalisanten, verdachte [verdachte] aangehouden. Wij hoorden hem vervolgens ongevraagd onder andere zeggen: ‘Ik heb hem nodig, ik moet mijn gezin beschermen’. Daar naar gevraagd hoorde wij [verdachte] zeggen dat het wapen was geladen.
3.
Een proces-verbaal onderzoek vuurwapen / munitie met nummer 2020025166-15 van 15 juni 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant [verbalisant 3], werkzaam en gecertificeerd binnen het taakveld Wapens Munitie en

Explosieven (ongenummerd).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 7 februari 2020 zijn bij [verdachte] goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Onderzoek
Nader onderzoek wees mij uit dat dit voorwerp een pistool betreft van het van oorsprong Joegoslavische wapenmerk Crvena Zastava, tegenwoordig als Zastava aangeduid.
Dit betreft een exemplaar van het model 'mod.70', heeft een semi-automatische werking, een single-action trekker werking, en is bestemd en geschikt voor patronen in het kaliber 7,65mm x 17, volmantel centraalvuur.
Bij het pistool was een bijbehorend patroonmagazijn aanwezig, welke plaats biedt aan maximaal 8 scherpe patronen in voornoemd kaliber. Tevens bleken in deze patroonmagazijn in totaal 7 patronen aanwezig.
Bij het uiteen halen in hoofdonderdelen werden door mij geen bijzonderheden aangetroffen. Het pistool is voorzien van een slagpinpunt van voldoende lengte. Ik heb geen aanwijzing dat dit pistool niet naar behoren zal functioneren.
Dit inbeslaggenomen voorwerp is een pistool, geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie.
Juridische kwalificatie
Gezien het vorenstaande is dit pistool een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Munitie
Nader onderzoek wees mij uit dat in de patroonmagazijn een 7 tal scherpe kogelpatronen aanwezig waren. Dit betreffen patronen in het kaliber 7,65mm x 17, volmantel, centraalvuur, van het Braziliaanse munitie merk CBC, onderdeel van Magtech.
Deze munitie is bestemd en geschikt om met (onder andere) het bovenomschreven vuurwapen te worden verschoten. De patronen verkeren in goede staat en zijn gebruik gereed.
Juridische kwalificatie
Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet Wapens en Munitie.

Strafmotivering

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft betoogd dat kan worden volstaan met een voorwaardelijke (gevangenis)straf. Het zou in dit geval, gelet op de omstandigheden waaronder het wapen is aangetroffen, te ver gaan de oriëntatiepunten van het LOVS te hanteren. Daarnaast nopen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte tot een voorwaardelijk (gevangenis)straf. De verdachte is fysiek in slechte conditie en hulpbehoevend.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de WWM door een geladen vuurwapen voorhanden te hebben in zijn woonkamer. Het voorhanden hebben van een vuurwapen, waarmee gemakkelijk dodelijk letsel kan worden toegebracht, brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Vanwege de gevaarzetting van vuurwapens dient streng tegen het illegaal voorhanden hebben daarvan te worden opgetreden.
Het hof heeft gelet op de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen voor het bezit van een vuurwapen plegen te worden opgelegd. Die hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin ten tijde van het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden was vermeld. Het hof acht daarom, en gelet op de omstandigheden waaronder het vuurwapen is aangetroffen, een gevangenisstraf van deze duur passend en geboden.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die zijn gebleken uit het verhandelde ter terechtzitting, geen reden een lagere gevangenisstraf dan 3 maanden op te leggen of de gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen. Dat zou geen recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. M.J.A. Duker en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. N. van Gelder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 september 2021.
mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
.