Uitspraak
1.[klager 1] ,
ZET HOLDING B.V.,
ZEP HOLDING B.V.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 april 2021 een beslissing genomen in een tuchtprocedure tegen een notaris. De gemachtigde van de klagers, mr. I.J.A. Tax, heeft op 21 april 2021 verzocht om het dictum van deze beslissing aan te vullen en te verbeteren, omdat daarin niet was vermeld dat het hof klachtonderdelen 4 en 5 gegrond achtte. De notaris, vertegenwoordigd door mr. J. Mencke, heeft dit verzoek afgewezen en gesteld dat het dictum in lijn was met het lichaam van de uitspraak.
Het hof heeft vastgesteld dat de artikelen 31 en 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing zijn op het notariële tuchtprocesrecht. Desondanks heeft de Hoge Raad in een eerdere beschikking bepaald dat een kennelijke fout kan worden hersteld zonder dat een rechtsmiddel nodig is. Het hof heeft geconcludeerd dat er sprake is van een kennelijke fout die eenvoudig te herstellen is. Daarom heeft het hof besloten om de beslissing van 20 april 2021 te herstellen, met uitzondering van de overige onderdelen die in stand blijven.
In de beslissing van 22 juni 2021 heeft het hof klachtonderdeel 1 ongegrond verklaard, klachtonderdeel 2 gegrond verklaard, en de notaris de maatregel van berisping opgelegd. Tevens is de notaris veroordeeld tot betaling van kosten aan de klagers en aan het LDCR. Het hof heeft het dictum van de eerdere beslissing aangevuld, zodat het nu ook bevestigt dat de bestreden beslissing voor het overige in stand blijft.