2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
1. Eiser drijft een groothandel in computerprintplaten die worden aangeboden aan gespecialiseerde bedrijven ter verwijdering van de daarin verwerkte edelmetalen en andere kostbare materialen. De onderneming van eiser is onder de naam ‘ [naam 1] ’ in de Kamer van Koophandel omschreven als een groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen alsmede overige oude materialen en afvalstoffen.
2. Eiser houdt alle aandelen in [naam 2] B.V.
3. Bij brief van 5 april 2016 heeft verweerder bij eiser een boekenonderzoek aangekondigd om de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2015 tot en met 30 juni 2015 te onderzoeken. In deze aankondigingsbrief is het volgende vermeld over de bedrijfsadministratie van eiser:
“Om het onderzoek te bespoedigen is het noodzakelijk dat ik over de administratie over het tijdvak 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015 kan beschikken. Ik verzoek u dan ook er voor te zorgen dat de gehele bedrijfsadministratie over dit tijdvak op het controleadres aanwezig zal zijn.
(…) De administratieve bescheiden die tot de bedrijfsadministratie behoren, zijn:
- (afschriften van) de verkoopfacturen);
- de inkoopfacturen en nota’s
- de kasadministratie (bijvoorbeeld een kasboek);
- de bankafschriften;
- de jaarrekeningen;
- overzichten van de relevante grootboekrekeningen vanuit het gebuikte
boekhoudprogramma;
- relevante kladaantekeningen;
- relevante E-mails;
- overige van belang zijnde administratieve bescheiden.”
4. Bij brief van 26 juli 2016 heeft verweerder eiser medegedeeld dat het boekenonderzoek wordt uitgebreid naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, alsmede de aanvaardbaarheid van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ZVW over het jaar 2015. Op dat moment is al gedeeltelijk uitvoering gegeven aan het eerder aangekondigde boekenonderzoek. De aankondigingsbrief vermeldt, onder meer, het volgende:
“Op 15 juli 2016 heb ik het boekenonderzoek gedeeltelijk uit kunnen […]. Tijdens dit onderzoek is gebleken dat een groot deel van de administratie niet aanwezig was.
De volgende onderdelen van de administratie zijn niet aanwezig:
- Afschriften van de uitgereikte facturen;
- Afschriften van de volgende bankrekeningnummers;
[nummer 1] [bank 1] Starters krediet;
[nummer 2] [bank 1] Direct spaar
[nummer 3] [bank 2] banplus betalen;
[nummer 4] [bank 2] bank [naam 3] spaarrekening;
[nummer 5] [bank 2] bank [naam 3] spaarrekening;
[nummer 6] [bank 3] betaalrekening.
Jaarcijfers over 2015 (uitgesplitst per jaar).”
5. Eiser is in de aankondigingsbrief uitbreiding boekenonderzoek gewezen op de verplichting tot het overleggen van gegevens uit hoofde van artikel 47 AWR alsmede de administratie- en bewaarplicht van artikel 52 AWR.
6. Op 28 oktober 2016 heeft verweerder ten aanzien van eiser de in geschil zijnde informatiebeschikking genomen. De informatiebeschikking is genomen omdat eiser niet of niet geheel heeft voldaan aan zijn verplichtingen van artikel 47 dan wel 52 AWR heeft voldaan. De informatiebeschikking vermeldt het volgende:
“- u heeft geen kasadministratie gevoerd terwijl u wel contante uitgaven doet en vermoedelijk ook contante inkomsten heeft gehad;
- u heeft geen inkoop-, verkoop- en voorraadadministratie gevoerd;
- u heeft € 40.000 betaald aan [naam 2] B.V. met als omschrijving “lening”. U heeft echter geen leningovereenkomst in de administratie of overige stukken die betrekking hebben op een met [naam 2] B.V. gesloten lening. Ook heb ik geen stuk aangetroffen waaruit naar voren komt dat [naam 2] B.V. op een eerder moment € 40.000 aan u heeft betaald. Ook komt uit uw administratie niet naar voren wat de herkomst van de € 40.000 is die u aan [naam 2] B.V. heeft betaald. U heeft in 2015 immers geen omzet aangegeven in uw administratie en in de belastingaangiften;
- geen controle op het banksaldo mogelijk is doordat de banksaldi ontbreken;
- agenda en een rittenadministratie ontbreken.
Vanwege het ontbreken van bovenstaande stukken is het voor mij niet controleerbaar in hoeverre u uw omzet en kosten juist heeft verantwoord in uw administratie en in de aangiften omzetbelasting. Zo kan ik door het ontbreken van een voorraad-, inkoop-, verkoopadministratie en een kasboek niet controleren of de door u in 2015 ingekochte goederen op 31 december 2015 allemaal nog tot uw voorraad behoren. U hebt namelijk geen verkopen verantwoord in uw administratie en aangiften.
In het geval bovengenoemde stukken wel tot uw administratie hebben behoord en u ze niet heeft bewaard, heeft u niet voldaan aan de bewaarplicht die in artikel 52 AWR staat. In het geval u de stukken wel heeft, maar ze niet aan mij hebt verstrekt, heeft u niet voldaan aan de verplichting van artikel 47 AWR.”
7. Bij brief van 10 november 2016, ontvangen door de Belastingdienst op 16 november 2016, heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. In het hoorgesprek dat in het kader van de bezwaarfase met eiser heeft plaatsgevonden, is afgesproken dat eiser tot 13 februari 2017 in de gelegenheid wordt gesteld om de in de informatiebeschikking genoemde informatie en bescheiden alsnog aan verweerder te overleggen. Deze afspraak is neergelegd in een aan eiser gerichte brief van verweerder van 1 februari 2017.
8. Naar aanleiding van voormelde afspraak heeft eiser een voorraadadministratie en een kasadministratie overgelegd, alsmede de banksaldi van de bankrekeningen [nummer 1] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] . De banksaldi van de rekeningen [nummer 2] , [nummer 6] , en [nummer 7] zijn niet verstrekt. Eiser heeft voorts verklaard dat hij nooit een lening is aangegaan bij [naam 2] B.V., dat er in 2015 geen contante verkopen zijn geweest en dat de opnames van de bank privé-opnamen betreffen waarvoor een rekening-courant moet worden opgesteld.
9. Op 10 maart 2017 heeft verweerder, met inachtneming van de alsnog overgelegde informatie en bescheiden, uitspraak op bezwaar gedaan. Verweerder heeft het bezwaar van eiser afgewezen op de gronden dat door eiser niet de administratie is overgelegd en de verstrekte informatie niet voldoet aan de eisen van artikel 52 van de AWR, en evenmin is voldaan aan de informatieverplichting op grond van artikel 47 AWR. De uitspraak op bezwaar vermeldt, onder meer:
“Voorraadadministratie over het jaar 2015.
Deze administratie heb ik op 13 februari 2017 van u ontvangen bestaande uit:
- lijst met inkopen vermeld in kilo’s met daarbij de prijs per kilo over de jaren 2014 en 2015;
- Voorraad per kilo per 31-12-15;
- Verkoop 2015 vermeld in kilo’s.
Bevindingen:
Ik heb bovenstaande gegevens niet kunnen verifiëren aan de hand van de primaire bronbescheiden. In uw administratie was 1 inkoopfactuur aanwezig, de andere inkoopfacturen waar u nu naar verwijst waren ten tijde van het boekenonderzoek niet aanwezig in de administratie.
Op 6 maart 2017 heb ik (telefonisch) de volgende toelichting van u op deze aangeleverde stukken ontvangen:
- De reden dat er verschillen zijn tussen de inkoop, verkoop en voorraad heeft te maken dat er veel restproducten overblijven, zogenoemde afvalstoffen (o.a. plastic en ijzer). Van deze afvalstoffen is niets geadministreerd. U heeft aangegeven te willen verklaren dat het afvalstoffen moeten zijn, deels heeft u dit gedaan met de overlegde voorraadadministratie.
Op 7 maart 2017 heb ik nogmaals een nieuwe voorraadadministratie over het jaar 2015 ontvangen. Bestaande uit:
- Beginvoorraad 1-1-2015;
- Inkopen (in kilo’s) 2015;
- Voorraad 2015 vermeld in kilo’s;
- Uitleg voor wat betreft het afval, dit naar aanleiding van het telefoongesprek d.d. 6 maart 2017 in verband met de goederenstroom. Ik heb deze gegevens niet kunnen verifiëren aan de hand van de primaire bronbescheiden.
Conclusie:
De voorraadadministratie voldoet niet aan artikel 52 AWR omdat de voorraadadministratie achteraf is opgemaakt. Omdat bovendien de ingekochte goederen niet kunnen worden gevolgd in de daaruit vloeiende verkoop- en voorraadadministratie doordat een aantal goederen in deze verkoop- en voorraadadministratie niet meer voorkomen kan de alsnog overgelegde voorraadadministratie niet worden aanvaard als een deugdelijke vastlegging die voldoet aan de minimaal aan uw onderneming te stellen eisen.
Op 6 maart 2017 heb ik van u een
kasadministratieontvangen:
De kasadministratie van betreft een opsomming van:
- Inkomsten (vermeld zonder datum);
- Geldopname;
- Uitgaven (= uitleg waarom de geldopname[n] hebben plaatsgevonden, allen voor privé bestemd).
(…) Op 6 maart 2017 heeft u (telefonisch) de volgende toelichting gegeven op deze aangeleverde stukken:
- De inkomsten: volgens U betroffen dat inkomsten waarvan de kwitanties in de administratie aanwezig waren. Echter in een eerder stadium heeft u aangegeven dat deze kwitanties betrekking zouden hebben op het jaar 2016. Na u daarmee te hebben geconfronteerd begon u te twijfelen en zei u dat het waarschijnlijk dan toch het jaar 2016 betrof (ook omdat er geen data op de kwitanties vermeld stonden);
- Kasadministratie is door u achteraf opgemaakt;
- De stortingen gedaan op [nummer 6] zijn ‘vermoedelijk’ afkomstig van privé-opnamen van andere rekeningen en gestort op deze rekening. Vermoedelijk omdat u uw bankpas kwijt was;
- U bleef het antwoord schuldig op mijn vraag waar de kosten, waarop u de voorbelasting in aftrek heeft gebracht, zijn verantwoord in de kasadministratie.
Uw kasadministratie heeft de volgende gebreken:
- Er is geen beginsaldo;
- De kasadministratie is niet regelmatig bijgewerkt en afgesloten (is immers achteraf opgesteld);
- Doordat de kassaldi ontbreken, kunnen de verschillende periodes niet op elkaar aansluiten;
- Doordat de tellingen van de inkomsten en uitgaven apart genoteerd zijn en er geen beginsaldo aanwezig is, is het niet mogelijk een volledige kasadministratie op te stellen.
- De contante uitgaven, zoals vermeld in de opgaaf van kosten die u verstrekt heeft, zijn niet vermeld in de kasadministratie.
Tijdens het telefonisch contact is u uitgelegd wat onder een kasadministratie wordt verstaan. De indruk ontstond dat het u niet duidelijk was wat een kasadministratie zou moeten inhouden.
Conclusie:
De door u achteraf opgestelde kasadministratie voldoet niet aan artikel 52 AWR. Er is geen beginstand, de door u verwerkte mutaties zijn aan de hand van de bankgegevens achteraf opgesteld. De uitgaven die u contant heeft gedaan zijn niet verwerkt in de kasadministratie (zie opgaaf zakelijke kosten). De stortingen die op bankrekening [nummer 6] zijn gedaan zijn niet verantwoord in het kasboek. Het laat zich denken dat op dezelfde wijze omzet ten onrechte niet verantwoord is.
(…) Zoals blijkt uit het voorgaande is niet alle gevraagde informatie verstrekt, zo is bijvoorbeeld niet een agenda en rittenadministratie overgelegd. Slechts de (achteraf opgemaakte) kasadministratie en voorraadadministratie zijn door u overgelegd, zodat evenmin, alsnog, is voldaan aan de informatieverplichting op grond van artikel 47 AWR.”