Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
V.O.F. [X],
1.de vennootschap onder firmaFA. [Y] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.De beoordeling
primairvoor recht te verklaren dat V.O.F. [X] op grond van de op 7 november 2017 overeengekomen gebruiksregeling gerechtigd was om vanaf 2018 voor onbepaalde tijd, gratis (om niet) gebruik te maken van de fosfaatrechten die [geïntimeerde sub 1] toegekend heeft gekregen op basis van de 70 stuks jongvee die zij op peildatum 2 juli 2015 ten behoeve van V.O.F. [X] hield, alsmede [geïntimeerde sub 1] te veroordelen tot vergoeding van de schade die V.O.F. [X] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het feit dat [geïntimeerde sub 1] heeft geweigerd om de gebruiksregeling na te komen, nader op te maken bij staat en
subsidiairvoor recht te verklaren dat V.O.F. [X] uit hoofde de in 2012 met [geïntimeerde sub 1] gesloten opfokovereenkomst ten volle, althans voor een door de rechtbank te bepalen deel, rechthebbende is op de fosfaatrechten die [geïntimeerde sub 1] toegekend heeft gekregen op basis van de 70 stuks jongvee die zij op peildatum 2 juli 2015 ten behoeve van V.O.F. [X] hield, alsmede [geïntimeerde sub 1] te veroordelen tot vergoeding van de schade die V.O.F. [X] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het feit dat [geïntimeerde sub 1] heeft geweigerd die fosfaatrechten aan V.O.F. [X] over te dragen, nader op te maken bij staat.
subsidiairevorderingen van V.O.F. [X] moeten worden afgewezen, omdat geen grondslag aanwijsbaar is voor een aanspraak van V.O.F. [X] op de aan [geïntimeerde sub 1] toegekende fosfaatrechten.
subsidiairevorderingen – kort gezegd – ten grondslag dat uit de inhoud en strekking van de tussen partijen gesloten opfokovereenkomst en de tussen partijen aangegane veterinaire eenheid volgt dat [geïntimeerde sub 1] verplicht is de fosfaatrechten die aan haar zijn toegekend voor de 70 stuks jongvee die zij voor V.O.F. [X] opfokte, (gedeeltelijk) aan V.O.F. [X] over te dragen. Onder verwijzing naar het arrest van de pachtkamer van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:2544) betoogt V.O.F. [X] dat zij een meer dan substantiële bijdrage heeft geleverd aan de fosfaatrechten die aan [geïntimeerde sub 1] zijn toegekend. Zonder de 70 stuks jongvee van V.O.F. [X] had [geïntimeerde sub 1] de opfok niet kunnen verzorgen en zou [geïntimeerde sub 1] geen fosfaatrechten hebben ontvangen. Indien V.O.F. [X] het opgefokte jongvee/de zwangere vaarzen niet voor de melkproductie zou hebben ingezet, zouden evenmin fosfaatrechten aan [geïntimeerde sub 1] zijn toegekend. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat [geïntimeerde sub 1] weliswaar ook een bijdrage heeft geleverd in de vorm van het verrichten van de opfokwerkzaamheden, maar daarvoor heeft zij van V.O.F. [X] een opfokvergoeding ontvangen. Indien [geïntimeerde sub 1] bovenop de reeds door haar ontvangen opfokvergoeding de aan haar toegekende fosfaatrechten ten volle mag behouden, wordt zij in hun onderlinge rechtsverhouding onevenredig bevoordeeld.
primairevordering is gebaseerd.
[geïntimeerde sub 2] is akkoord met het gebruik van de fosfaatrechten door V.O.F. [X] maar wenst het recht en de zeggenschap van deze fosfaatrechten te behouden. Dit dient afzonderlijk te worden vastgelegd en kan middels een contract. Dit betekend dat een overeenkomst benodigd is voor de fosfaatrechten die overgedragen worden naar V.O.F. [X] ”.
[naam persoon 2] en ik hebben het nog eens uitgebreid over de situatie met [naam vennoot] ( [X] , toevoeging hof) gehad. Die rechten moeten over gezet worden dus kunnen wij daar geen eigenaar van blijven. Dit is anders dan we tijdens ons gesprek in november konden weten.”