Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
‘Uit feiten en omstandigheden is komen vast te staan dat (…) [geïntimeerde] zich stelselmatig heeft schuldig gemaakt aan het onheus bejegenen van de aan hem hiërarchisch ondergeschikte managers.’
‘een zeer zware officiële waarschuwing’gegeven en [geïntimeerde] te kennen gegeven dat hij de situatie
‘zeer ernstig’opvatte. In dezelfde e-mail heeft [X] senior geschreven dat hem gebleken was dat [geïntimeerde] zich op
‘een zeer negatieve wijze’uitliet over diens mededirecteur [A] en deze niet als zijn gelijke accepteerde. Bovendien was duidelijk geworden, nog steeds volgens [X] senior, dat [geïntimeerde] managers
‘op onaanvaardbare wijze’onder druk zette,
‘waardoor deze managers niet meer met jou willen samenwerken en zelfs lichamelijke klachten hebben gekregen door de manier waar[op] jij hen benadert. Het gaat daarbij ook om het kleineren van mensen, het intimideren van mensen, blaffende geluiden maken als deze mensen bellen met [ [A] ] (omdat zij door jou als zijn schoothondje benoemd worden), mensen laten doorwerken terwijl zij ziek zijn en mensen duidelijk maken dat zij niet lang op een bepaalde positie zullen zitten. Onaanvaardbaar gedrag, zeker voor iemand in jouw positie. (…) Dit kan echter zo niet meer doorgaan. Jij zal je vanaf vandaag van al deze ongewenste gedragingen gaan onthouden.’[X] senior heeft [geïntimeerde] in de genoemde e-mail van 29 maart 2019 voorts meegedeeld dat hij, [X] senior, een mediator zou inschakelen om de verhouding tussen [geïntimeerde] en [A] te normaliseren, dat hij
‘verder in gesprek’wilde gaan met [geïntimeerde] over diens stijl van leidinggeven en dat als [geïntimeerde] in strijd met de hem gegeven waarschuwing doorging met de in de e-mail omschreven gedragingen en/of de verhouding van [geïntimeerde] in de richting van [A] niet verbeterde,
‘dit reden [zou] zijn de arbeidsovereenkomst met jou (met onmiddellijke ingang) te beëindigen.’
‘Dat de samenwerking tussen ons[het hof leest: [A] en [geïntimeerde] ]
nog kan groeien en verbeteren klopt en als hier een mediator een waardevolle bijdrage [in] kan leveren dan sta ik hier open voor. (…) Met betrekking tot mijn stijl van leidinggeven heb ik nimmer feedback van jou, [ [A] ] of andere managers ontvangen over hoe en wat er verbeterd en/of veranderd zou kunnen/moeten worden. Mocht dit dus aan de orde zijn [dan] ben ik uiteraard bereid met jou hierover in gesprek te gaan en hieraan te werken middels evaluaties, trainingen en/of opleidingen. (…) Ik betreur deze gang van zaken (…) enorm en ik vind dat we in gesprek moeten gaan om de verdere samenwerking positief te kunnen voortzetten.’
‘Wij hebben niet inhoudelijk gesproken over of en hoe deze situatie kan worden opgelost. Jij gaf aan hier graag in te doen wat nodig is. Ik heb mijn twijfels hierover geuit. De vraag is of er niet al teveel schade door jou is toegebracht aan de organisatie[het hof leest: McBurger en de met haar verbonden rechtspersonen]
. Daarnaast is mijn vertrouwen in jou als leidinggevende sterk aangetast. Juist dit vertrouwen is altijd heel belangrijk geweest in onze werkrelatie.’Na afloop van het gesprek op 8 april 2019 is [geïntimeerde] vrijgesteld van werk. [geïntimeerde] is nadien niet meer toegelaten tot zijn werkzaamheden, ook niet nadat hij zich bereid had verklaard tot werkhervatting. Op 10 april 2019 heeft een gesprek onder begeleiding van een mediator plaatsgevonden, waarbij ook [A] aanwezig is geweest. Op 30 april 2019 is de mediation zonder resultaat beëindigd. Op 17 mei 2019 heeft McBurger, bij daartoe strekkend verzoekschrift, de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
principale beroepkeert McBurger zich tegen de verwerping van de door haar primair aangevoerde grond voor ontbinding en tegen haar veroordelingen om aan [geïntimeerde] een transitievergoeding en een billijke vergoeding te betalen, met terugvordering van de door haar op grond van de bestreden beschikking betaalde bedragen. In het
incidentele beroepkomt [geïntimeerde] op tegen de hoogte van de hem door de kantonrechter toegekende billijke vergoeding en verzoekt hij, in plaats daarvan, McBurger te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 467.778,92,- bruto, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, met wettelijke rente. Het principale en het incidentele beroep lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
‘ongewenste gedragingen’, maar hij heeft tegelijk aangekondigd een mediator te zullen inschakelen
‘om de verhouding tussen jou en [ [A] ] te normaliseren’, opdat deze verhouding ‘
weer werkbaar’zou worden, en hij heeft bovendien geschreven
‘verder in gesprek’met [geïntimeerde] te willen gaan over diens stijl van leidinggeven. De aldus gekozen insteek duidt erop dat ook [X] senior destijds verbetermogelijkheden aanwezig en haalbaar achtte. Onder deze omstandigheden kan, ook als acht wordt geslagen op de door McBurger overgelegde schriftelijke verklaringen en als daaruit tekortkomingen van [geïntimeerde] zouden worden afgeleid, niet worden geoordeeld dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst tussen partijen het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [geïntimeerde] zoals bedoeld in artikel 7:673, zevende lid onder c, BW. De aan [geïntimeerde] verweten gedragingen leverden niet-onoverkomelijke verbeterpunten op, die niet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kunnen worden aangemerkt. McBurger is daarom aan [geïntimeerde] de wettelijke transitievergoeding verschuldigd.
‘een zeer zware officiële waarschuwing’had gegeven, een en ander zoals onder 3.4 beschreven, heeft op 8 april 2019 een gesprek tussen beiden plaatsgevonden, dat is bijgewoond door een advocaat van McBurger en door de echtgenote van [geïntimeerde] . Volgens het door hem opgestelde, onder 3.6 aangehaalde, gespreksverslag heeft [X] senior in dat gesprek zijn twijfels geuit of de ontstane situatie kon worden opgelost, gelet op de schade die [geïntimeerde] volgens hem reeds had aangericht en gelet op de aantasting van het vertrouwen van hem, [X] senior, in [geïntimeerde] als leidinggevende. Nog dezelfde dag is [geïntimeerde] vrijgesteld van werk en hem is naderhand niet toegestaan zijn werkzaamheden te hervatten, ook niet nadat hij zich daartoe – in ieder geval bij e-mails van 12 april 2019, 17 april 2019 en 26 april 2019 van zijn advocaat – ondubbelzinnig bereid had verklaard. Het gesprek onder begeleiding van een mediator dat op 10 april 2019 heeft plaatsgevonden, heeft klaarblijkelijk geen vervolg gehad, in aanmerking genomen de opmerking van [X] senior bij de mondelinge behandeling van het hoger beroep dat de mediation op 10 april 2019 al gestopt was en dat [A] na afloop van het mediationgesprek op die datum al gelijk had aangegeven dat het geen zin had om door te gaan. Bij e-mail van 29 april 2019 van haar toenmalige advocaat aan de advocaat van [geïntimeerde] heeft McBurger meegedeeld een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te zullen indienen. Dit heeft zij vervolgens, op 17 mei 2019, ook gedaan. Een e-mail van 16 mei 2019 van [geïntimeerde] aan [X] senior, waarbij [geïntimeerde] zich heeft uitgelaten over een mogelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst en tegelijk heeft geschreven dat het zijn voorkeur had zijn functie te blijven vervullen en zijn werkzaamheden te hervatten, heeft niet tot werkhervatting en evenmin tot een beëindigingsovereenkomst tussen partijen geleid.
‘officiële waarschuwing’, de daarbij aangekondigde inschakeling van een mediator en de gelijktijdige mededeling dat [X] senior
‘verder in gesprek’met hem, [geïntimeerde] , wilde gaan over zijn stijl van leidinggeven, niet daadwerkelijk de gelegenheid heeft gekregen zijn gedrag aan te passen op de door [X] senior genoemde punten, dat (ii) McBurger [geïntimeerde] na het gesprek op 8 april 2019 feitelijk buiten de deur heeft gezet en, om haar moverende redenen, van diens uitdrukkelijke bereidheid tot werkhervatting geen gebruik heeft willen maken, en dat (iii) McBurger na het eenmalige mediationgesprek op 10 april 2019 doelbewust heeft aangestuurd op ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen door de kantonrechter, van welk voornemen zij zich ook door de hierboven genoemde e-mail van 16 mei 2019 van [geïntimeerde] aan [X] senior niet heeft willen laten afbrengen. Op deze wijze is [geïntimeerde] , na een ononderbroken dienstverband van bijna zevenentwintig jaar waarbij hij op 16-jarige leeftijd als restaurantmedewerker is begonnen en gaandeweg tot Operations Director is opgeklommen, door McBurger binnen een tijdsbestek van enkele weken na de hem gegeven waarschuwing naar de uitgang gedirigeerd, langs de weg van ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter, zonder dat [geïntimeerde] een reële mogelijkheid heeft gehad tot verbetering van zijn gedrag op de punten waarop McBurger, bij monde van Pach senior, hem tekortkomingen heeft verweten. Dat hem die mogelijkheid eerder is geboden, blijkt uit niets, ook niet als McBurger zou worden gevolgd in haar stelling in het principale beroep dat [X] senior [geïntimeerde] reeds vóór 28 maart 2019 regelmatig op diens gedrag had aangesproken. De desbetreffende gesprekken zijn volgens de eigen stelling van McBurger niet gedocumenteerd, laat staan dat blijkt op welke specifieke punten destijds van [geïntimeerde] verbetering is gevraagd en welke mogelijkheden hem daartoe zijn gegeven en door hem ongebruikt zijn gelaten. Het voorgaande klemt temeer, als acht wordt geslagen op de onder 3.5 aangehaalde e-mail en gelijkluidende brief van 29 maart 2019 van [geïntimeerde] , waarin deze schrijft dat hij met betrekking tot zijn stijl van leidinggeven nimmer feedback van [X] senior, [A] of andere managers had ontvangen
‘over hoe en wat er verbeterd en/of veranderd zou kunnen/moeten worden’en waarin [geïntimeerde] bovendien de bereidheid heeft uitgesproken om daarover met [X] senior in gesprek te gaan en
‘hieraan te werken middels evaluaties, trainingen en/of opleidingen.’Feiten waaruit anders volgt, ontbreken te enen male.
‘officiële waarschuwing’rekening heeft kunnen houden, maar ook omdat een en ander niet afdoet aan het hierboven aangenomen ernstig verwijtbare handelen van McBurger.