ECLI:NL:GHAMS:2021:2218

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
23-003045-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verkrachting van een minderjarige met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor verkrachting van een minderjarige, gepleegd op 18 november 2004 in Haarlem. De verdachte heeft het slachtoffer, een 15-jarig meisje, met geweld gedwongen tot seksuele handelingen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting op 28 juni 2021 heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en de bewijsstukken, waaronder DNA-bewijzen, in overweging genomen. Het hof heeft geoordeeld dat de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig zijn en dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging. De verdachte heeft volhard in zijn onschuld en heeft een deels bekennende verklaring afgelegd, die het hof als strategisch en aangepast op het bewijs heeft gekwalificeerd. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte in Polen voor soortgelijke delicten. De verdachte is schuldig bevonden aan verkrachting, gepleegd met geweld tegen een persoon beneden de achttien jaar.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003045-19
datum uitspraak: 12 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 8 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-171954-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag 1] 1985,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Nowy Sącz (Polen).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 18 november 2004 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1988) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina geduwd en/of gehouden, en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer] over haar (naakte) lichaam en/of haar (naakte) vagina gelikt,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- terwijl die [slachtoffer] alleen in het donker fietste, die [slachtoffer] met kracht van haar fiets heeft getrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] (mee) de bosjes in heeft gesleurd, althans (mee)getrokken en/of over de grond heeft (mee)gesleurd en/of
- driemaal, althans een of meermalen met zijn gebalde vuist(en) op haar hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] aan haar haren heeft meegesleurd en/of getrokken, en/of
- die [slachtoffer] onder haar kaken heeft vastgepakt en/of hierbij haar hoofd omhoog heeft getrokken, en/of - zijn, verdachtes, vingers in de neus van die [slachtoffer] heeft gestopt en/of hierbij haar hoofd naar achteren heeft getrokken, en/of
- zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] heeft geslagen en haar (deels) over de grond heeft (mee)gesleurd en/of (mee)getrokken, en/of
- toen die [slachtoffer] kans zag om weg te rennen, achter die [slachtoffer] aan is gerend en/of vervolgens die [slachtoffer] aan haar haren terug heeft gesleurd en/of getrokken, waarbij die [slachtoffer] met haar naakte billen en/of lichaam over de grond werd getrokken, en/of vervolgens
- die [slachtoffer] op de grond heeft (neer)gegooid en/of aan de kleding van die [slachtoffer] heeft gesjord en/of kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en/of
- met zeer veel kracht meermalen met zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft geduwd,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een zeer bedreigende situatie heeft doen ontstaan waar zij zich niet aan kon ontrekken;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 november 2004 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1988) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
- terwijl die [slachtoffer] alleen in het donker fietste, die [slachtoffer] met kracht van haar fiets heeft getrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] (mee) de bosjes in heeft gesleurd, althans (mee)getrokken en/of over de grond heeft (mee)gesleurd en/of
- driemaal, althans een of meermalen met zijn gebalde vuist(en) op haar hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] aan haar haren heeft (mee)gesleurd en/of (mee)getrokken, en/of
- die [slachtoffer] onder haar kaken heeft vastgepakt en/of hierbij haar hoofd omhoog heeft getrokken, en/of
- zijn, verdachtes vingers in de neus van die [slachtoffer] heeft gestopt en/of hierbij haar hoofd naar achteren heeft getrokken, en/of
- zijn, verdachtes, arm om de nek van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of haar (deels) over de grond heeft (mee)gesleurd en/of (mee)getrokken, en/of
- toen die [slachtoffer] kans zag om weg te rennen, achter die [slachtoffer] aan is gerend en/of vervolgens die [slachtoffer] aan haar haren terug heeft gesleurd en/of getrokken, waarbij die [slachtoffer] met haar naakte billen en/of lichaam over de grond werd getrokken, en/of vervolgens
- die [slachtoffer] op de grond heeft (neer)gegooid en/of aan de kleding van die [slachtoffer] heeft gesjord en/of kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en/of
- met zeer veel kracht meermalen met zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft geduwd, en/of
- zich heeft laten aftrekken door die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer] over haar (naakte) lichaam en/of haar (naakte) vagina heeft gelikt,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een zeer bedreigende situatie heeft doen ontstaan waar zij zich niet aan kon ontrekken; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat het voorval
exactheeft plaatsgevonden zoals door de aangeefster in haar verklaringen naar voren is gebracht. Kort gezegd stelt de verdachte zich op het standpunt dat hij de aangeefster – onder andere –
welvan haar fiets het bos in heeft getrokken, haar heeft gekust en haar kleren uit heeft getrokken, de aangeefster hem heeft afgetrokken en hij, de verdachte, haar betast heeft over heel haar lichaam (waaronder de schaamstreek), maar dat aangeefster hem
nietheeft gepijpt, hij niet met zijn penis in haar vagina is geweest en haar ook niet heeft geslagen. Aldus heeft de verdachte zich ‘enkel’ schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting en niet aan de primair tenlastegelegde voltooide verkrachting, nu van enig binnendringen in het lichaam van de aangeefster (in juridische zin) geen sprake is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen, omdat deze is gebaseerd op een lezing die het hof volstrekt niet aannemelijk acht. Daartoe is allereerst redengevend dat de lezing van de verdachte in tegenspraak is met de door het hof geloofwaardig bevonden verklaringen van de aangeefster. Uit – onder meer – de verklaring die de aangeefster op 18 november 2004 direct na het incident tegenover politieambtenaar [verbalisant] heeft afgelegd, blijkt dat de aangeefster de verdachte moest aftrekken, pijpen en dat hij tot twee keer toe zijn penis tegen haar vagina heeft geduwd met het kennelijke doel haar te penetreren. Het hof heeft geen enkele redenen om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de aangeefster en de betrouwbaarheid van de inhoud van de door haar afgelegde verklaringen omtrent hetgeen haar op de bewuste avond door de verdachte is aangedaan. Daarbij komt dat de verklaringen van de aangeefster tevens worden ondersteund door de DNA-bevindingen in het dossier, waaruit blijkt dat het DNA van de verdachte is gevonden aan de binnenzijde van de mond en aan de binnenzijde van de binnenste schaamlippen van de aangeefster. Voorts biedt ook de letselbeschrijving van
19 november 2004 steun voor de door de aangeefster geschetste toedracht, in het bijzonder voor zover betrekking hebbende op het door de verdachte jegens haar toegepaste geweld. De lezing van de verdachte dat dit forse letsel allemaal mogelijk het gevolg is geweest van takjes en bosjes die tegen haar aan zijn gekomen op het moment dat hij haar ‘sleepte’, acht het hof evenmin aannemelijk.
De verklaringen van de aangeefster in combinatie met de DNA-bevindingen in het dossier acht het hof redengevend voor het bewijs van het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat daaruit afgeleid wordt dat de verdachte het lichaam van de aangeefster seksueel is binnengedrongen. Nu de verdachte geen betrouwbare, verifieerbare en redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven – de verdachte heeft immers tot aan het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg in alle toonaarden ontkend ook maar iets met het ten laste gelegde feit te maken te hebben en eerst ter terechtzitting in eerste aanleg en ook ter terechtzitting in hoger beroep een deels bekennende verklaring afgelegd welke verklaring naar het oordeel van het hof niet anders te kwalificeren is dan strategisch en aangepast op het voorhanden zijnde (belastende) bewijsmateriaal – kan het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden als na te melden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2004 in de gemeente Haarlem, door geweld, [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1988) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis in de mond van [slachtoffer] geduwd, en
- zijn penis tussen de schaamlippen van [slachtoffer] geduwd, en
- zijn penis tegen de vagina geduwd, en
- zich laten aftrekken door [slachtoffer], en
- [slachtoffer] over haar naakte lichaam gelikt,
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte
- terwijl [slachtoffer] alleen in het donker fietste, [slachtoffer] van haar fiets heeft getrokken, en vervolgens
- [slachtoffer] mee de bosjes in heeft gesleurd, en over de grond heeft meegesleurd, en
- meermalen met zijn gebalde vuist op haar hoofd heeft gestompt, en
- [slachtoffer] aan haar haren heeft meegesleurd, en
- [slachtoffer] onder haar kaken heeft vastgepakt, en
- zijn vingers in de neus van [slachtoffer] heeft gestopt en hierbij haar hoofd naar achteren heeft getrokken, en
- zijn arm om de nek van [slachtoffer] heeft geslagen en haar deels over de grond heeft gesleurd, en
- toen [slachtoffer] kans zag om weg te rennen, achter [slachtoffer] aan is gerend en vervolgens [slachtoffer] aan haar haren terug heeft gesleurd, waarbij [slachtoffer] met haar lichaam over de grond werd getrokken, en vervolgens
- [slachtoffer] op de grond heeft neergegooid en kleding van [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en
- meermalen met zijn penis tegen de vagina en de schaamstreek van [slachtoffer] heeft geduwd,
en aldus voor [slachtoffer] een zeer bedreigende situatie heeft doen ontstaan waar zij zich niet aan kon onttrekken.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar en het feit is voorafgegaan en vergezeld van geweld.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft het hof in het kader van de strafmaat verzocht rekening te houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) in verband met de veroordelingen van de verdachte in Polen na de pleegdatum van het onderhavige feit, het tijdsverloop sinds de pleegdatum en de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Verzocht is voornoemde factoren in strafmatigende zin te laten meewegen bij de strafoplegging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de zeer gewelddadige verkrachting van het destijds
slechts 15-jarige slachtoffer. De verdachte heeft het volstrekt door hem willekeurig gekozen slachtoffer van haar fiets getrokken, het stadsbos van Haarlem ingesleurd, haar gedwongen om hem oraal te bevredigen en zijn penis tussen de schaamlippen van het slachtoffer geduwd.
De verdachte heeft aldus op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het jonge slachtoffer. Hij heeft ernstig fysiek geweld tegen haar gebruikt en een sfeer van intimidatie en dreiging gecreëerd. De verdachte heeft zich alleen laten leiden door zijn seksuele driften en zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van of de gevolgen voor het slachtoffer. Het kan niet anders dan dat de verkrachting voor haar een vernederende, kwetsende en beangstigende ervaring is geweest. Zij heeft nog lange tijd de enorme psychische gevolgen ondervonden van deze gebeurtenis en ondervindt deze nog steeds, zoals blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring en uit haar emotionele toelichting ter terechtzitting in hoger beroep tijdens het uitoefenen van haar spreekrecht. Het slachtoffer had met de verdachte tegen haar wil in haar eerste seksuele ervaring, moest als gevolg van de verkrachting HIV-medicatie slikken, is nog altijd op haar hoede wanneer zij door de natuur loopt, voelt zich eenzaam en vertrouwt er niet meer op dat zij vrij is om te gaan en staan waar zij wil in het donker. Dat de aangeefster ondanks deze weerzinwekkende gebeurtenis haar leven goed heeft opgepakt en op de rit heeft gekregen, is louter te danken aan haar eigen sterke karakter, en geenszins aan het handelen van de verdachte.
De zojuist beschreven strafverzwarende omstandigheden rechtvaardigen een veel hogere straf dan de gevangenisstraf van 24 maanden die met betrekking tot het misdrijf verkrachting zijn genoemd in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
In het nadeel van de verdachte weegt het hof verder mee dat hij geen enkel inzicht heeft gegeven of verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De verdachte heeft volhard in zijn onschuld. De ‘bekentenis’ van de verdachte kan het hof niet anders beoordelen dan strategisch en geraffineerd en daarmee zeer pijnlijk voor het slachtoffer. Hiermee heeft de verdachte duidelijk gemaakt dat hij zijn eigen belang nog steeds boven dat van het slachtoffer stelt.
Uit het dossier volgt verder dat de verdachte na de pleegdatum van het onderhavige feit in Polen is veroordeeld voor twee soortgelijke zedendelicten. Het onderhavige feit kan daarmee niet worden gezien als een incident maar maakt onderdeel uit van een patroon van agressie en seksueel geweld van de verdachte. Anders dan de raadsman heeft verzocht zal het hof deze buitenlandse veroordelingen niet in aanmerking nemen bij de strafoplegging, reeds omdat een buitenlandse veroordeling geen situatie oplevert als bedoelt in artikel 63 Sr. Uit een op naam van de verdachte gesteld uittreksel Justitiële Documentatie van 3 juni 2021 is het hof gebleken van veroordelingen uit 2009, zodat artikel 63 Sr wel om die reden van toepassing is. Evenwel ziet het hof hierin geen aanleiding om aan de verdachte een lagere straf op te leggen.
Het hof is – ook anders dan de raadsman – van oordeel dat het tijdsverloop in de onderhavige zaak niet tot strafvermindering kan leiden. Daarbij is van belang dat de redelijke termijn in deze zaak pas is gaan lopen vanaf de datum van het verhoor van de verdachte op 20 augustus 2018 in Polen.
Tot slot is het hof niet gebleken van bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte die in strafmatigende zin moeten worden meegewogen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht het hof met de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Hieruit spreekt dat het hof, anders dan de raadsman, van oordeel is dat een dergelijke strafoplegging niet als disproportioneel kan worden bestempeld. Gezien de beperkte duur van de ondergane voorlopige hechtenis die de verdachte heeft ondergaan realiseert het hof zich dat de verdachte nog geruime tijd gedetineerd zal zijn door het opleggen van deze straf. Bij afzonderlijke beslissing zal het bevel tot gevangenneming worden gegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting,
tot het moment dat de veroordeeldein aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in
artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in
artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beveelt de gevangennemingvan de verdachte, zoals geminuteerd bij afzonderlijke beschikking van heden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 juli 2021.
mr. A.D.R.M. Boumans en mr. A.M. Kengen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.