In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 15 januari 2018 was gewezen. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uren. De politierechter had ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij Reclassering Nederland. De Hoge Raad der Nederlanden had de zaak op 8 december 2020 teruggeworpen naar het gerechtshof om de strafoplegging opnieuw te beoordelen.
Tijdens de zitting op 13 juli 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 60 dagen en een taakstraf van 80 uren heeft geëist, zonder bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw van de verdachte heeft gepleit voor eenzelfde gevangenisstraf, maar zonder bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de ernst van de feiten, waaronder een woninginbraak met diefstal van waardevolle goederen, in overweging genomen. De verdachte had eerder al een veroordeling voor diefstal op zijn naam staan.
Het hof heeft uiteindelijk besloten om de gevangenisstraf te handhaven op 60 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, en de taakstraf te verhogen naar 80 uren. De bijzondere voorwaarden zijn niet meer opgelegd, gezien de verbeterde situatie van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.