ECLI:NL:GHAMS:2021:2211

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
23-002900-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake woninginbraak en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 15 januari 2018 was gewezen. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uren. De politierechter had ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij Reclassering Nederland. De Hoge Raad der Nederlanden had de zaak op 8 december 2020 teruggeworpen naar het gerechtshof om de strafoplegging opnieuw te beoordelen.

Tijdens de zitting op 13 juli 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 60 dagen en een taakstraf van 80 uren heeft geëist, zonder bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw van de verdachte heeft gepleit voor eenzelfde gevangenisstraf, maar zonder bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de ernst van de feiten, waaronder een woninginbraak met diefstal van waardevolle goederen, in overweging genomen. De verdachte had eerder al een veroordeling voor diefstal op zijn naam staan.

Het hof heeft uiteindelijk besloten om de gevangenisstraf te handhaven op 60 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, en de taakstraf te verhogen naar 80 uren. De bijzondere voorwaarden zijn niet meer opgelegd, gezien de verbeterde situatie van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002900-20
datum uitspraak: 27 juli 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 8 december 2020 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 15 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-871780-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Procesgang

De politierechter heeft de verdachte voor het - onder 1 en 2 tenlastegelegde - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De politierechter heeft de verdachte tevens de volgende bijzondere voorwaarden opgelegd: een meldplicht bij Reclassering Nederland, een behandelplicht en een locatiegebod. De politierechter heeft Reclassering Nederland de opdracht gegeven om toezicht te houden op de bijzondere voorwaarden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 2 november 2018 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte voor het - onder 1 en 2 tenlastegelegde - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft de verdachte tevens de volgende bijzondere voorwaarden opgelegd: een meldplicht bij Reclassering Nederland, een behandelplicht en een locatiegebod. Het hof heeft Reclassering Nederland de opdracht gegeven om toezicht te houden op de bijzondere voorwaarden.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 8 december 2020 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juli 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Oplegging van straffen

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. Op dit moment zijn er volgens de advocaat-generaal, in tegenstelling tot destijds bij de behandeling van het hoger beroep vóór terugwijzing door de Hoge Raad, geen redenen meer om de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen.
De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak in de nachtelijke uren waarbij hij waardevolle goederen, waaronder een computer, een iPad en bankpassen met bijbehorende pincodes, heeft weggenomen. Vervolgens hebben de verdachte en zijn mededader met deze buitgemaakte pinpassen door middel van drie pintransacties geldbedragen van de bankrekeningen van de aangever weggenomen. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat iemand in hun huis is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 juli 2021 is hij eerder, voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten, ter zake van diefstal onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht. Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de ernst van de feiten zal het hof de verdachte overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal een hogere straf opleggen dan hem door de politierechter is opgelegd. Anders dan door de raadsvrouw bepleit, zal het hof wel een proeftijd van twee jaren verbinden aan de gedeeltelijk opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Nu de feiten van meer dan vier jaar geleden dateren en de situatie waarin de verdachte verkeert sindsdien is verbeterd, meent het hof met de advocaat-generaal en de raadsvrouw dat de oplegging van bijzondere voorwaarden aan de verdachte op dit moment geen meerwaarde heeft. Het hof zal de verdachte dan ook geen bijzondere voorwaarden opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
42 (tweeënveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. F.A. Hartsuiker en mr. C.J. van der Wilt, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Damo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juli 2021.