In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen F&F (Vastgoed) B.V. en Coöperatieve Rabobank U.A. over de toepassing van het Uniform Herstelkader Rentederivaten MKB. F&F had twee rentederivaten bij een andere bank, maar deze zijn in 2012 overgenomen door de Rabobank. In 2018 heeft de Rabobank F&F meegedeeld dat de rentederivaten niet in aanmerking komen voor herbeoordeling onder het Herstelkader. F&F heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de Rabobank heeft een schikkingsaanbod gedaan van € 125.575,50, wat F&F heeft afgewezen. F&F vordert in dit kort geding onder meer de onderbouwing van het aanbod en een voorschot.
De mondelinge behandeling vond plaats op 11 februari 2021, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft geoordeeld dat de civiele rechter bevoegd is om te oordelen over de inhoud en toepassing van het Herstelkader, maar dat F&F niet onder het toepassingsbereik valt omdat zij een professionele partij was ten tijde van de overstap naar de Rabobank. Het hof heeft de vorderingen van F&F afgewezen en de bestreden vonnissen bekrachtigd, met veroordeling van F&F in de kosten van het geding in hoger beroep.
De uitspraak benadrukt dat het Herstelkader geen rechtsgang biedt met voldoende waarborgen en dat de civiele rechter niet bevoegd is om de bank te veroordelen tot betaling van een voorschot op de coulancevergoeding. F&F kan geen rechten ontlenen aan het Herstelkader, aangezien zij het aanbod van de bank heeft afgewezen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad.