Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante sub 1] ,
[X jr.],
1.[advocaat A] ,
[advocaat B],
[advocaat C],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de erfgenamen van een overleden medisch adviseur, dr. [X], en de advocaten van een advocatenkantoor waar hij voor werkte. Na het overlijden van dr. [X] ontstond er onduidelijkheid over de contractuele verplichtingen en de financiële afwikkeling van zaken waarbij hij betrokken was. De erfgenamen, [appellante sub 1] en [X jr.], hebben in hoger beroep een vordering ingesteld tegen de advocaten [advocaat A], [advocaat B] en [advocaat C] om inzage te krijgen in de financiële administratie en de status van de dossiers van cliënten waarvoor dr. [X] medisch advies heeft gegeven. Het hof heeft de feiten vastgesteld en de vorderingen beoordeeld. De erfgenamen hebben onder andere gevorderd dat de advocaten hen inzicht geven in de betalingen die aan dr. [X] zijn gedaan en de afspraken die zijn gemaakt over de vergoeding van zijn werkzaamheden. De advocaten hebben zich beroepen op hun verschoningsrecht, maar het hof heeft geoordeeld dat de gevraagde informatie niet onder dit recht valt. Het hof heeft de vordering van de erfgenamen toegewezen voor zover deze gericht is tegen [advocaat A], en heeft [advocaat A] verplicht om binnen veertien dagen afschrift te verstrekken van de gevraagde bescheiden. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.