Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
ten aanzien van de kinderalimentatie:
ten aanzien van de woning:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam inzake kinderalimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap na de echtscheiding van partijen. Het huwelijk van partijen, dat in 2007 in Frankrijk werd gesloten, is op 27 mei 2020 ontbonden. De man is de juridische vader van twee kinderen, maar niet de biologische vader. De rechtbank had bepaald dat de man € 18,- per kind per maand aan kinderalimentatie moest betalen en had de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld. De man is in hoger beroep gegaan, waarbij hij betoogt dat hij geen kinderalimentatie kan betalen en dat de verdeling van de gemeenschap niet rechtvaardig is. De vrouw verzoekt om bekrachtiging van de beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man aangevoerd dat hij geen financiële bijdrage aan de kinderen kan leveren, omdat hij de kinderen niet als zijn eigen beschouwt en er geen 'family life' is. De vrouw heeft echter gesteld dat de man gedurende het huwelijk voor de kinderen heeft gezorgd en dat zij behoefte heeft aan de kinderalimentatie. Het hof oordeelt dat de man, ondanks zijn juridische status als vader, verplicht is om bij te dragen in de kosten van de kinderen, ongeacht de omstandigheden van het huwelijk.
Wat betreft de verdeling van de huwelijksgemeenschap, heeft het hof geoordeeld dat de wettelijke regeling van toepassing is, waarbij de gemeenschap bij helfte moet worden verdeeld. De man heeft niet voldoende onderbouwd dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een afwijking van deze regel rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de man af.