In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Algerije en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder vrijgesproken van winkeldiefstal. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 mei 2021 heeft de advocaat-generaal de vordering tot veroordeling ingediend, terwijl de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleitte. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van goederen uit verschillende winkels in Amsterdam op 18 april 2019, waaronder horloges, kleding, kaas en schoenen. Het hof oordeelde dat de aanhouding van de verdachte en de daaropvolgende inbeslagname van de goederen rechtmatig waren, gebaseerd op het redelijk vermoeden van schuld dat was ontstaan door het gedrag van de verdachte en zijn medeverdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De straf is gegrond op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij in overweging heeft genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op één dag viermaal schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstallen, wat niet alleen materiële schade voor de gedupeerden met zich meebracht, maar ook gevoelens van onveiligheid in de maatschappij veroorzaakte.