In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld voor de diefstal van meerdere deodoranten ter waarde van ongeveer 32 euro uit een winkel in Amsterdam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van deze goederen met het oogmerk om ze wederrechtelijk toe te eigenen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 april 2021 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er geen bewijs was dat de verdachte de dader was, omdat de camerabeelden niet voldoende bewijs zouden leveren. Het hof heeft echter het verweer verworpen en vastgesteld dat de beelden duidelijk de verdachte tonen terwijl hij de deodoranten in zijn rugtas stopt.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat de bewijsmiddelen niet waren uitgewerkt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de diefstal en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de recidive van de verdachte, die eerder voor winkeldiefstal was veroordeeld. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de richtlijnen voor winkeldiefstal en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.