ECLI:NL:GHAMS:2021:1622

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
23-001582-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal van meerdere deodoranten met oplegging van gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld voor de diefstal van meerdere deodoranten ter waarde van ongeveer 32 euro uit een winkel in Amsterdam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van deze goederen met het oogmerk om ze wederrechtelijk toe te eigenen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 april 2021 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er geen bewijs was dat de verdachte de dader was, omdat de camerabeelden niet voldoende bewijs zouden leveren. Het hof heeft echter het verweer verworpen en vastgesteld dat de beelden duidelijk de verdachte tonen terwijl hij de deodoranten in zijn rugtas stopt.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat de bewijsmiddelen niet waren uitgewerkt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de diefstal en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de recidive van de verdachte, die eerder voor winkeldiefstal was veroordeeld. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de richtlijnen voor winkeldiefstal en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001582-20
datum uitspraak: 6 mei 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-171307-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1974,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te Amsterdam een of meerdere deodorant(s) (met een waarde van ongeveer 32,-- euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof het vonnis waarvan beroep niet kan bevestigen aangezien de bewijsmiddelen niet zijn uitgewerkt.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het niet mogelijk is de koppeling te maken tussen de verdachte en de persoon die wordt omschreven in het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het dossier bevat het proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2020 van het uitkijken van de camerabeelden van het gebeuren op 29 juni 2020. Op pagina 8 van dit proces-verbaal wordt beschreven dat er rond 16:32 uur twee personen de winkel van [winkel] binnen lopen, NN1 en NN2. Verbalisant [verbalisant] verklaart dat NN1 later [verdachte] blijkt te zijn. Vervolgens is te zien - aldus het relaas van voornoemde verbalisant - dat [verdachte] diverse producten uit het schap pakt en deze rechtstreeks in zijn rugtas stopt.
Aldus is wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die zichtbaar is op de beelden en die meerdere deodoranten, toebehorend aan [winkel], heeft weggenomen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 juni 2020 te Amsterdam meerdere deodoranten (met een waarde van ongeveer 32,-- euro) die aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. De verdachte heeft er aldus blijk van gegeven het eigendomsrecht van de betreffende winkel niet te respecteren. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat voor de winkelier schade en overlast meebrengt. Het hof slaat verder acht op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen eerder voor winkeldiefstal onherroepelijk is veroordeeld. Het hof rekent de verdachte aan dat dit hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Bij veelvuldige recidive noemt het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als passende straf ter zake van winkeldiefstal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het vorenstaande in deze zaak oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf geboden en kan niet met een andere straf worden volstaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.R.O. Mooy en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van
mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 mei 2021.
Mr. S. Geensen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]