ECLI:NL:GHAMS:2021:1611

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
23-003181-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van identiteit op beveiligingscamera

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal en oplichting, gepleegd op 9 augustus 2018 te Haarlem. De tenlastelegging omvatte het aannemen van een valse naam en het wegmaken van goederen van een bedrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte de persoon was die op de beveiligingscamera's te zien was. Hierdoor kon de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig worden bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 4.316,48 had geëist, werd eveneens afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft bepaald dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003181-19
datum uitspraak: 10 mei 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-121069-19 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 augustus 2018 te Haarlem, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van [bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of goederen, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten één of meer CV ketel(s), door
- een of meer toiletpot(ten) uit (een) witte doos/dozen te halen en/of
- ( vervolgens) die witte doos/dozen, bedoeld voor alleen de toiletpot(ten), over (een) bruine doos/dozen(waar de cv ketels in zitten) heen te zetten en/of
- ( vervolgens) bij de kassa die witte doos/dozen als zijnde toiletpot(ten) aan te bieden en af te rekenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 9 augustus 2018 te Haarlem één of meer CV ketels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op of omstreeks 9 augustus 2018 te Haarlem twee winkelkarren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Geen toepassing artikel 416, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.

Hoewel de advocaat-generaal heeft gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep voor zover dit betrekking heeft op het onder 2 tenlastegelegde, zal het hof hiertoe niet overgaan nu het hof, mede gelet op de omstandigheid dat er een vordering van de benadeelde partij voorligt een rechtens te respecteren belang ziet in de inhoudelijke behandeling van dit feit.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd. Het hof komt voorts tot een andere beslissing ten aanzien van vordering van de benadeelde partij dan de politierechter.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet met een voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast is komen te staan dat de persoon die te zien is op de in het dossier bevindende afbeeldingen van de beveiligingscamera de verdachte betreft. Het hof acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.316,48, bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.A.G. Nijman en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 mei 2021.
mr. F.M.D. Aardema en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.