ECLI:NL:GHAMS:2021:1610

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
23-003704-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en mishandeling van dochter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Syrië in 1969, was eerder veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van zijn dochter. De tenlastelegging omvatte het slaan van zijn dochter op haar gezicht en het uiten van bedreigingen met de dood. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 mei 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn dochter heeft mishandeld en bedreigd, en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Het hof heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft zijn dochter en echtgenote angst aangejaagd in hun eigen huis, wat de veiligheid van het gezin in gevaar heeft gebracht. Ondanks de ernst van de feiten, heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn vlucht uit Syrië, financiële problemen en psychische klachten. Gezien de kalmering van de situatie en de behandeling van de verdachte, heeft het hof besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij hij zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft ook besloten dat bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht niet meer opportuun zijn, gezien de huidige situatie van de verdachte en zijn gezin.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003704-19
datum uitspraak: 21 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-152115-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2021.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 juni 2019 te Alkmaar zijn dochter, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] (met kracht) te slaan op haar (linker)wang, althans in het gezicht.
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2019 te Alkmaar zijn dochter, te weten [slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ook als ze mij in de gevangenis gaan zetten, ik ga jullie slachten ook zelfs na twee jaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 juni 2019 te Alkmaar zijn dochter, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] te slaan op haar linkerwang.
2.
hij op 25 juni 2019 te Alkmaar zijn dochter, te weten [slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ook als ze mij in de gevangenis gaan zetten, ik ga jullie slachten ook zelfs na twee jaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging t.a.v. feit 2

Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte de ten laste gelegde bewoordingen, althans woorden van gelijke aard of strekking, jegens zijn dochter heeft geuit. Gelet op bewoordingen en strekking hiervan en mede gezien de context waarin deze zijn gebezigd, te weten ter gelegenheid van een hoog oplopend conflict met zijn dochter, acht het hof de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen. Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn kind.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter aan de verdachte bijzondere voorwaarden opgelegd, te weten, kort gezegd, een meldplicht bij en toezicht door de reclassering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot dezelfde straffen zal worden veroordeeld als door de politierechter in eerste aanleg opgelegd, met reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn dochter bij een conflict over geld geslagen en ernstig bedreigd. Daarmee heeft de verdachte diens dochter en echtgenote angst aangejaagd in huis, een plek waar de gezinsleden zich veilig zouden dienen te voelen. Tevens heeft verdachtes dochter door diens handelen pijn ondervonden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het voorgaande brengt mee dat in beginsel in een situatie als deze, gelet op de ernst van de feiten, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt echter dat het gezin van de verdachte door verschillende omstandigheden getroffen is. De verdachte is evenals zijn gezin uit Syrië gevlucht. Het gezin kampt met financiële problemen en de verdachte kampt met de gevolgen van bij hem vastgestelde PTSS. De oudste zoon in het gezin brengt, zo begrijpt het hof uit mededelingen van de verdachte, door wietgebruik in combinatie met de schizofrenie ook veel spanningen binnen het gezin teweeg. De verdachte heeft aangegeven dat het voorgaande heeft geresulteerd in het gescheiden wonen van het gezin. De verdachte woont nu samen met zijn oudste zoon, apart van zijn vrouw en zijn andere (nog thuiswonende) kinderen, zodat laatstgenoemden in een vreedzame omgeving kunnen wonen.
Nu de situatie inmiddels lijkt te zijn gekalmeerd, het gezin apart woont en de verdachte onder behandeling is bij GGZ en de zorg voor zijn oudste zoon draagt, acht het hof het, mede met het oog op het voorkomen van herhaling van strafbare feiten, raadzaam om, in plaats van een in beginsel passend te achten onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen.
Het hof acht deze straf, alles afwegende, passend en geboden.
Oplegging van bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en/of een meldplicht bij de reclassering acht het hof, mede gelet op de behandeling die de verdachte bij de GGZ ondergaat en het hulpverlenend kader rondom het gezin, niet aangewezen en niet meer opportuun.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.A.G. Nijman en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 mei 2021.
mr. F.M.D. Aardema en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]