ECLI:NL:GHAMS:2021:1464

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
200.273.812/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis wegens gebrek aan motivering

In deze zaak heeft [de onderneming] een vordering tot vernietiging ingediend van een arbitraal vonnis dat op 14 oktober 2019 door de Stichting Geschillencommissie Automatisering (SGOA) was gewezen. De vordering is gebaseerd op het argument dat het arbitraal vonnis niet met redenen is omkleed, zoals vereist door artikel 1065 lid 1 aanhef en onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De partijen in deze procedure zijn [de onderneming], vertegenwoordigd door mr. P.J. Arentshorst, en Cube B.V., vertegenwoordigd door mr. W.F. Dammers.

Het hof heeft vastgesteld dat de SGOA in haar vonnis voldoende motivering heeft gegeven voor haar beslissingen. De SGOA heeft onder andere geoordeeld dat er geen formeel moment van oplevering was vastgesteld en dat de problemen met de mediaspelers niet aan Cube konden worden toegeschreven. Het hof heeft de argumenten van [de onderneming] over de motivering van het arbitraal vonnis zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van een gebrek aan motivering. De vorderingen van [de onderneming] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de kosten van het geding.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van een deugdelijke motivering in arbitrale vonnissen en bevestigt dat een ondeugdelijke motivering niet gelijkstaat aan het ontbreken van een motivering. Het hof heeft de vorderingen van [de onderneming] verworpen en de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.273.812/01
zaaknummer Stichting Geschillencommissie Automatisering : SGOA 2019/004A
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 mei 2021
inzake
[eiser] h.o.d.n [de onderneming] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat: mr. P.J. Arentshorst te Deventer,
tegen
CUBE B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde,
advocaat: mr. W.F. Dammers te Tilburg.

1.Het verloop van het geding

Partijen worden hierna [de onderneming] en Cube genoemd.
[de onderneming] heeft bij dagvaarding van 14 januari 2020 (hersteld bij herstelexploot van 22 januari 2020) de vernietiging gevorderd van een arbitraal vonnis van de Stichting Geschillencommissie Automatisering (hierna: SGOA) van 14 oktober 2019, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [de onderneming] als verzoeker in conventie, tevens verweerder in reconventie en Cube als verweerster in conventie, tevens verzoekster in reconventie (hierna: het arbitrale vonnis). Bij het aanbrengen van de dagvaarding zijn producties in het geding gebracht.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 26 februari 2021 doen bepleiten, [de onderneming] bij monde van mr. Arentshorst voornoemd en Cube bij monde van mr. Dammers voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Ten slotte is arrest gevraagd.
[de onderneming] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden arbitrale vonnis voor zover het de zaak in conventie betreft zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – primair de zaak verder inhoudelijk zal behandelen en beslissen, dan wel subsidiair de zaak zal terugverwijzen naar de SGOA ter verdere behandeling en beslissing, met veroordeling van Cube in de kosten van het geding met nakosten en rente. Cube heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [de onderneming] , met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [de onderneming] in de kosten van het geding met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

Tussen partijen staan, als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of niet voldoende betwist, de volgende feiten vast.
2.1
Partijen hebben op 16 oktober 2017 een overeenkomst gesloten waarbij Cube voor [de onderneming] een Controlscreen platform technisch zou ontwikkelen (hierna: de overeenkomst). Vervolgens is een geschil ontstaan over de nakoming van deze overeenkomst. In de overeenkomst is als voorwaarde opgenomen dat op alle aanbiedingen, overeenkomsten en rechtsbetrekkingen van Cube de standaard ICT~Office algemene voorwaarden (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn. In de algemene voorwaarden is bepaald dat geschillen worden beslecht door middel van arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van de SGOA.
2.2
[de onderneming] heeft over bovengenoemd geschil op 27 maart 2019 een arbitraal geding tegen Cube aanhangig gemaakt. In het arbitraal geding heeft [de onderneming] , verkort weergegeven en voor zover in deze procedure nog van belang, gevorderd te verklaren voor recht dat Cube toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, dan wel subsidiair dat Cube onrechtmatig heeft gehandeld en aldus aansprakelijk is jegens [de onderneming] voor de geleden en nog te lijden schade en kosten, met veroordeling van Cube tot betaling van een schadebedrag van € 151.466,67, althans een in redelijkheid vast te stellen schadebedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 11 februari 2019, alsmede met veroordeling van Cube in de kosten van rechtsbijstand en de gerechtelijke kosten van de arbitrage. Cube heeft de vorderingen van [de onderneming] bestreden en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [de onderneming] in de kosten van rechtsbijstand en de gerechtelijke kosten van de arbitrage.
2.3
De SGOA heeft op 14 oktober 2019 het arbitrale vonnis gewezen. De SGOA heeft de vorderingen van [de onderneming] afgewezen en partijen ieder voor de helft in de kosten van de arbitrage veroordeeld.

3.Beoordeling

3.1
[de onderneming] vordert vernietiging van het arbitraal vonnis in conventie op de grond dat het arbitraal vonnis niet met redenen is omkleed zoals bedoeld in artikel 1065 lid 1 aanhef en onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Cube heeft de aangevoerde grond tot vernietiging van het arbitraal vonnis bestreden en tot afwijzing van de vordering van [de onderneming] geconcludeerd.
Arbitraal vonnis niet met redenen omkleed
3.2
[de onderneming] heeft, naar de kern, geklaagd over de motivering in het arbitraal vonnis ten aanzien van:
- het moment van oplevering (overweging 6.10, 6.11 en 6.12);
- het voldoen aan de leverplicht (overweging 6.13 en 6.14);
- afwijzen standpunt [de onderneming] dat problemen spelers zijn te wijten aan functionaliteit Controlscreen (overweging 6.20);
- het afwijzen van het aanbod van [de onderneming] tot deskundigenbewijs (overweging 6.21);
- het verwijt van de gebreken aan Cube (overweging 6.22);
- de uitleg van de strippenkaartovereenkomst (overweging 6.28);
- het afwijzen van tekortschieten in de nakoming door Cube (overweging 6.34);
- het oordeel dat een ingebrekestelling ontbreekt (overweging 6.35).
3.3
Het hof stelt voorop dat vernietiging ex artikel 1065 lid 1 aanhef en onder d Rv slechts mogelijk is wanneer de motivering ontbreekt en dus niet in gevallen van ondeugdelijke motivering. Met het ontbreken van een motivering moet op één lijn worden gesteld het geval dat weliswaar een motivering is gegeven, maar dat daarin enige steekhoudende verklaring voor de desbetreffende beslissing niet te onderkennen valt (HR 9 januari 2004,
NJ2005/190 (
Nannini/SFT Bank).
Motivering moment oplevering
3.4
Met betrekking tot het moment van oplevering heeft de SGOA in overweging 6.9 geoordeeld dat uit het dossier geen formeel moment, laat staan een document, blijkt waarin door partijen gezamenlijk is vastgesteld dat Controlscreen als opgeleverd wordt beschouwd of waarin is vastgesteld of is voldaan aan de
definition of done. In overweging 6.10 leidt de SGOA uit de feitelijke gang van zaken rondom het testen van Controlscreen, het aanpassen daarvan, het maken van een afspraak voor oplevering en het op 14 maart 2018 voldoen van de laatste termijn door [de onderneming] met als omschrijving ‘definitieve oplevering Controlscreen’ af dat deze term in de context moeilijk anders kan worden geïnterpreteerd dan dat [de onderneming] Controlscreen toen als opgeleverd beschouwde. [de onderneming] heeft Controlscreen vervolgens ook daadwerkelijk in gebruik genomen. De SGOA heeft daarbij tevens waarde gehecht aan het feit dat [de onderneming] op enig moment daarna ervoor gekozen heeft om een strippenkaart van Cube af te nemen, voor in de ogen van [de onderneming] de afname van onderhoud, hetgeen volgens de SGOA impliceert dat [de onderneming] toen van oordeel was dat Controlscreen was opgeleverd.
Immers, tot aan oplevering kunnen herstelwerkzaamheden beschouwd worden als onderdeel van de oplevering, terwijl daarna herstel doorgaans plaatsvindt onder de noemer onderhoud of service, aldus de SGOA. In overweging 6.11 volgt de conclusie van overwegingen 6.9 en 6.10, namelijk dat Controlscreen geacht moet worden te zijn opgeleverd conform de overeenkomst op uiterlijk 14 maart 2018, althans dat Cube er op dat moment gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij conform de overeenkomst had geleverd. De SGOA oordeelt in overweging 6.12 dat, gezien de bepalingen van de algemene voorwaarden, de overeenkomst door het door [de onderneming] direct in gebruik nemen van Controlscreen tussen partijen als volledig geaccepteerd heeft te gelden, zelfs als het fouten zou bevatten. Dat ontneemt [de onderneming] de mogelijkheid om later succesvol het standpunt in te nemen dat de levering gebrekkig was, aldus de SGOA. Het hof is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, met betrekking tot het moment van oplevering geen sprake is van het ontbreken van een motivering in de hierboven onder 3.3 bedoelde zin.
Motivering voldoen leverplicht
3.5
Met betrekking tot de leverplicht heeft de SGOA in overweging 6.13 ten overvloede overwogen dat, ook als niet moet worden aangenomen dat [de onderneming] de oplevering heeft geaccepteerd, het betoog van [de onderneming] dat de levering gebrekkig was faalt, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat het feit dat de mediaspelers bij Controlscreen uitvielen binnen de verantwoordelijkheid van Cube viel. De SGOA heeft in overweging 6.14 geoordeeld dat, onder verwijzing naar een e-mail van Cube van 4 oktober 2017 en gezien hetgeen een afnemer redelijkerwijs mag verwachten van te ontwikkelen software, een redelijke uitleg van de overeenkomst meebrengt dat Controlscreen bij oplevering stabiel moest draaien, dat wil zeggen dat het niet alleen op het moment van oplevering werkte, maar ook daarna zijn functionaliteit bleef behouden en aanroepbaar zou blijven via de browsers van de mediaspelers. In overweging 6.17 heeft de SGOA geconcludeerd dat Cube niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor het stabiel functioneren van de spelers. Cube was er slechts verantwoordelijk voor dat Controlscreen technisch aanroepbaar was met behulp van de browsers van de mediaspelers, aldus de SGOA. Met betrekking tot het voldoen aan de leverplicht is derhalve eveneens geen sprake van het ontbreken van een motivering.
Motivering afwijzing standpunt problemen spelers zijn te wijten aan functionaliteit Controlscreen
3.6
Met betrekking tot het standpunt van [de onderneming] dat de problemen met de spelers aan de functionaliteit van Controlscreen te wijten zijn heeft de SGOA in overweging 6.20 geoordeeld dat [de onderneming] onvoldoende naar voren heeft gebracht om dat aannemelijk te maken. De overgelegde verklaringen van andere leveranciers zijn daartoe onvoldoende en te weinig specifiek ten aanzien van eventuele tekortkomingen van Cube. Controlscreen is een
webbased-oplossing die draait op de server(s) van [de onderneming] en aan gebruikers wordt ontsloten via de browser op de mediaspeler. De SGOA heeft geoordeeld dat de problemen met de spelers, mede gezien het
webbased-karakter van Controlscreen, duiden op beperkingen van de spelers, gelegen in de hard- en software van die spelers. Ook op dit onderdeel is geen sprake van het ontbreken van een motivering.
Motivering afwijzen aanbod [de onderneming] tot deskundigenbewijs
3.7
[de onderneming] heeft aangeboden de gestelde tekortkoming(en) van Cube nader te onderbouwen door het leveren van deskundigenbewijs. In de eerste plaats staat de toelaatbaarheid van bewijsmiddelen ter vrije bepaling van de SGOA. In de tweede plaats heeft de SGOA in overweging 6.21 geoordeeld dat, gezien de acceptatie van de oplevering en omdat [de onderneming] onvoldoende heeft gesteld dat Cube terzake van het vastlopen van de spelers een verwijt kan worden gemaakt, de arbiters – mede ook vanwege het beginsel van proceseconomie – geen reden hebben gezien om [de onderneming] toe te laten nader bewijs aan te dragen. Ook hier kan derhalve niet worden geconcludeerd dat een motivering omtrent het afwijzen van het aanbod tot het leveren van deskundigenbewijs ontbreekt.
Motivering verwijt van de gebreken aan Cube
3.8
Met betrekking tot het verwijt van de gebreken aan Cube heeft de SGOA in overweging 6.22 geoordeeld dat ‘het voorgaande’ tot de conclusie leidt dat ook indien geen sprake was geweest van acceptatie, onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de gebreken te verwijten zijn aan Cube, waarop de vorderingen van [de onderneming] ook zouden afketsen. De SGOA verwijst met ‘het voorgaande’ naar de overwegingen 6.13 tot en met 6.21, zodat niet kan worden gesteld dat een motivering met betrekking tot het verwijt van de gebreken aan Cube ontbreekt.
Motivering uitleg strippenkaartovereenkomst
3.9
Met betrekking tot de motivering van de uitleg van de strippenkaartovereenkomst heeft de SGOA in overweging 6.26 geoordeeld dat uit het feit dat de strippenkaart is aangeboden als alternatief voor de onderhoudsovereenkomst, Cube de strippenkaart voor de categorie ‘service’ heeft gefactureerd en Cube in haar reconventionele vorderingen de strippenkaart in mindering brengt voor haar werkzaamheden terzake van het proberen te verhelpen van de gebreken met de spelers volgt dat een redelijke uitleg van de overeenkomst tussen partijen is dat partijen met de strippenkaart zijn overeengekomen dat Cube op afroep servicewerkzaamheden zou verrichten aan Controlscreen, onder welke werkzaamheden is begrepen werkzaamheden met het oog op opheffen van gebreken. Volgens de SGOA is een redelijke uitleg van de strippenkaartovereenkomst dat op Cube een inspanningsplicht rust om gebreken te herstellen. Het enkele feit dat de strippenkaart recht gaf op tien uur aan werkzaamheden impliceert reeds dat op Cube geen verplichting rustte om ieder gebrek te herstellen, maar slechts een plicht om in die uren servicewerkzaamheden te verrichten. [de onderneming] stelt derhalve ten onrechte dat een motivering van de uitleg van de strippenkaartovereenkomst ontbreekt.
Motivering afwijzen tekortschieten in de nakoming door Cube
3.1
Met betrekking tot de motivering van het afwijzen van tekortschieten in de nakoming door Cube heeft de SGOA in overweging 6.34 geconcludeerd dat [de onderneming] onvoldoende heeft gesteld en bewezen dat Cube tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [de onderneming] , waardoor de vorderingen van [de onderneming] voor afwijzing gereed heeft.
Deze conclusie volgt uit de overwegingen met betrekking tot de gebrekkige levering (overweging 6.13 tot en met 6.22), de plicht om gebreken te herstellen (overweging 6.23 tot en met 6.31) en de overwegingen met betrekking tot het oordeel van de SGOA dat [de onderneming] onvoldoende heeft gesteld en bewezen dat Cube haar heeft geadviseerd om Raspberry Pi’s te kopen (overweging 6.32 tot en met 6.33). Op grond hiervan kan niet gezegd worden dat een motivering van het afwijzen van tekortschieten in de nakoming door Cube ontbreekt.
Motivering oordeel dat ingebrekestelling ontbreekt
3.11
Met betrekking tot de motivering van het oordeel dat een ingebrekestelling ontbreekt heeft de SGOA in overweging 6.35 ten overvloede overwogen dat, zelfs als sprake zou zijn van een tekortkoming, de algemene voorwaarden conform de hoofdregel van Nederlands recht een ingebrekestelling vereisen om de leverancier in verzuim te doen komen en schadeplichtig te laten zijn. In het dossier ontbreekt een ingebrekestelling en de brief van 31 januari 2019 kan niet als ingebrekestelling kwalificeren, omdat [de onderneming] toen al besloten had de relatie met Cube te verbreken en een andere leverancier had ingeschakeld, aldus de SGOA. Aldus bevat het arbitraal vonnis een motivering van het oordeel dat een ingebrekestelling ontbreekt.
3.12
Uit het bovenstaande volgt dat de stelling van [de onderneming] , dat het arbitraal vonnis vernietigbaar is op de grond dat de SGOA het arbitraal vonnis niet met redenen heeft omkleed, wordt verworpen. [de onderneming] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding. [de onderneming] heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat zijn bewijsaanbod daarom wordt gepasseerd.

4.Beslissing

Het hof:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [de onderneming] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Cube begroot op € 5.517,- aan verschotten en € 9.834,- voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, T.S. Pieters en E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021.