In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van MDMA en andere verdovende middelen. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 28 oktober 2019. Tijdens de zitting op 29 december 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging bestond uit twee zaken: zaak A, waarin de verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van XTC-pillen en cocaïne, en zaak B, waarin het ging om het voorhanden hebben van MDMA-pillen. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging in zaak A, omdat er geen NFI-rapport was dat de samenstelling van de pillen bevestigde. De verdachte werd in deze zaak vrijgesproken. In zaak B oordeelde het hof echter dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van 21 tabletten MDMA. Het hof heeft de straf bepaald op een taakstraf van 30 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.