ECLI:NL:GHAMS:2021:14

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
23-004066-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voorhanden hebben van MDMA

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van MDMA en andere verdovende middelen. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 28 oktober 2019. Tijdens de zitting op 29 december 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging bestond uit twee zaken: zaak A, waarin de verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van XTC-pillen en cocaïne, en zaak B, waarin het ging om het voorhanden hebben van MDMA-pillen. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging in zaak A, omdat er geen NFI-rapport was dat de samenstelling van de pillen bevestigde. De verdachte werd in deze zaak vrijgesproken. In zaak B oordeelde het hof echter dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van 21 tabletten MDMA. Het hof heeft de straf bepaald op een taakstraf van 30 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004066-19
datum uitspraak: 12 januari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-238937-19 (zaak A) en 13-063355-19 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte
en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
A.
Zaak met parketnummer 13-238937-19:
hij op of omstreeks 4 oktober 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer - 6 pillen XTC,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC en/of - 2 wikkels cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
B.
Zaak met parketnummer 13-063355-19 (gevoegd):
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer)
21 tabletten MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet verenigt met de bewezenverklaring van het ten laste gelegde in zaak A.

Vrijspraak

Het dossier bevat geen NFI-rapport waaruit de samenstelling van de pillen blijkt, zodat niet is vast komen te staan dat het hier de tenlastegelegde middelen betreft.
Naar het oordeel van het hof kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 13-238937-19 (zaak A) is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-063355-19 (zaak B) tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 februari 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 21 tabletten bevattende MDMA.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-063355-19 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-063355-19 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-063355-19 (zaak B ) bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-063355-19 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft in eerste aanleg beide tenlastegelegde feiten bewezen verklaard en de verdachte daarvoor veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis, en een geldboete van € 282,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, te vervangen door 25 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van MDMA-pillen. Hiermee heeft de verdachte gehandeld in strijd met de Opiumwet. Door het aanschaffen van MDMA worden de handel in en het gebruik van MDMA in stand gehouden. Dit is bezwarend voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit en risico’s voor de volksgezondheid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 december 2020 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende en gelet op de te geven vrijspraak voor het ten laste gelegde in zaak A, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Nu op het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag conservatoir beslag rust, zal het hof hieromtrent geen beslissing geven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-238937-19 (zaak A) tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-063355-19 (zaak B) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-063355-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert
dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid
van mr. A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 12 januari 2021.
=========================================================================
[…]