ECLI:NL:GHAMS:2021:13

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
23-000518-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van verdachte in hennepkwekerij zaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het medeplegen van een hennepkwekerij. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte onbeperkt ontvangen, maar verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. De tenlastelegging betrof het telen van hennepplanten in Amsterdam op 19 december 2019. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn broer, die de kwekerij zou hebben opgezet. De broer verklaarde dat de verdachte geen aandeel had in de kwekerij. Gezien het gebrek aan bewijs heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd voor zover in hoger beroep aan de orde en het hof heeft opnieuw recht gedaan door te verklaren dat de verdachte niet bewezen is dat hij het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Tevens is gelast dat een inbeslaggenomen geldbedrag van € 1265,00 aan de verdachte wordt teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000518-20
datum uitspraak: 12 januari 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer
13-303111-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Griekenland) op [geboortedag] 1971,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres 2]), een hoeveelheid van ongeveer 695 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover in hoger beroep aan de orde - zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet met de bewezenverklaring verenigt.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep – voor zover in hoger beroep aan de orde - zal bevestigen.

Vrijspraak

In verband met het onder feit 1 tenlastegelegde wordt het navolgende overwogen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt niet dat er sprake is geweest van een nauwe
en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn broer of van een gezamenlijk plan om een hennepkwekerij op te zetten en te exploiteren. Volgens de broer is de kwekerij van hem
en heeft hij alles eigenhandig opgezet. Hij verklaart dat de verdachte hierin geen aandeel heeft gehad.
De verdachte ontkent betrokkenheid bij het opzetten en in werking houden van de kwekerij.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing
ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in hoger beroep aan de orde en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het inbeslaggenomen goed, te weten:
- Een geldbedrag van € 1265,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid
van mr. A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 12 januari 2021.
=========================================================================
[…]