ECLI:NL:GHAMS:2021:1133
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Effectenlease en de zorgplicht van de aanbieder in relatie tot de rol van de tussenpersoon
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een effectenleaseovereenkomst tussen een appellant en Dexia Nederland B.V. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.B. Maliepaard en mr. S.A. Jansen, had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen Dexia, waarin hij stelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door schending van de zorgplicht en relevante regelgeving. De kantonrechter had de vorderingen van de appellant afgewezen en die van Dexia toegewezen. De appellant ging in hoger beroep, waarbij hij vier grieven indiende tegen de beslissingen van de kantonrechter.
De kern van de zaak draait om de vraag of Dexia, als aanbieder van de effectenleaseovereenkomst, voldoende zorg heeft gedragen voor de belangen van de appellant, die door een tussenpersoon was geadviseerd. Het hof oordeelde dat de appellant zich in een wezenlijk andere positie bevond dan iemand die zelfstandig advies had ingewonnen. Het hof concludeerde dat Dexia niet in strijd met de wet had gehandeld door de leaseovereenkomst aan te gaan, ondanks de betrokkenheid van een tussenpersoon zonder vergunning. De appellant had onvoldoende bewijs geleverd dat hij persoonlijk financieel advies had gekregen dat op zijn situatie was toegesneden.
Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen en veroordeelde de appellant in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aanbieders van effectenleaseproducten en de rol van tussenpersonen in het adviesproces, evenals de bewijslast die op de appellant rustte om zijn claims te onderbouwen.