ECLI:NL:GHAMS:2021:1070
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- R.D. van Heffen
- D. Radder
- A.W.T. Klappe
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot vergoeding kosten rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die op 16 maart 2020 een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand heeft afgewezen. De appellant, geboren in Nigeria, heeft op 20 april 2019 tijdens een douanecontrole op Schiphol een geldbedrag van € 16.710 en VSD 11.300 aangetroffen. Hij verklaarde dat hij dit geld had omgewisseld in Nigeria voor euro's en dollars, maar kon geen bewijs van de legale herkomst van het geld overleggen. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan de aangifteplicht en dat hij door zijn eigen handelen een verdenking van witwassen had doen ontstaan. Hierdoor waren er geen gronden van billijkheid aanwezig om de gevorderde kosten te vergoeden.
Het hof heeft het hoger beroep op 9 februari 2021 behandeld en de rechtbank in haar oordeel gevolgd. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen gronden van billijkheid waren voor een volledige vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak. Echter, het hof heeft wel besloten om een vergoeding van € 830 toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure, omdat hiervoor wel gronden van billijkheid aanwezig waren. De beslissing van de rechtbank is in zoverre vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.