ECLI:NL:GHAMS:2021:106

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
23-001529-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in jeugdstrafzaak met oplegging onvoorwaardelijke PIJ-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 30 juni 2020 was gewezen. De zaak betreft een jeugdstrafrechtelijke kwestie waarbij de verdachte, geboren in 2004 en momenteel gedetineerd in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg, in hoger beroep ging tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met enkele aanvullingen op de bewijsmotivering en de strafmotivering. De verdachte had bekennende verklaringen afgelegd met betrekking tot diefstal van een scooter en een brommer, en het hof heeft deze verklaringen als bewijs meegenomen in de beoordeling. De rechtbank had eerder al een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, en het hof sluit zich aan bij deze beslissing, waarbij het ook de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en andere deskundigen in overweging heeft genomen. Het hof oordeelt dat de verdachte nog een lange weg te gaan heeft, maar dat er voorzichtig een intrinsieke motivatie merkbaar is. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de verdachte en de maatschappij, waarbij de juridische kaders voor verdere trajecten momenteel nog ontbreken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001529-20
datum uitspraak: 21 januari 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 30 juni 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-007355-20 en 15-194655-19 en 15-301421-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2004,
thans gedetineerd in Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg, [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zal worden bevestigd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof een aanvullende bewijsoverweging opneemt, de bewijsmiddelen aanvult, een bewijsmiddel vervangt en de strafmotivering aanvult, en met dien verstande dat hetgeen is overwogen onder punt 5 behoudens de laatste volzin onderdeel moet zijn van punt 6.

Aanvullende bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ten aanzien van de zaak met parketnummer 15/194655-19 onder 1 primair en onder 5 bekennende verklaringen afgelegd. In beide gevallen heeft de verdachte bekend dat hij, onder 1 primair de scooter en onder 5 de brommer, heeft gestolen. Het hof komt hierdoor dan ook tot het oordeel dat de onder 1 primair en onder 5 genoemde feiten bewezen verklaard kunnen worden. De bekennende verklaringen van de verdachte worden dan ook toegevoegd aan het bewijs.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte ten aanzien van de zaak met parketnummer 15/007355-20 onder 1 primair een deels bekennende verklaring afgelegd, die in het vonnis op pagina 6 is gebruikt als bewijsmiddel. In het vonnis staan tevens drie andere bewijsmiddelen opgesomd. Het hof zal deze bewijsmiddelen gebruiken bij het bewijs en deze bewijsmiddelen zullen in dit arrest dan ook nader worden uitgewerkt.
De in hoger beroep gevoerde verweren vinden hun weerlegging in de bewijsmotivering en nadere bewijsoverwegingen van de rechtbank onder paragraaf 3.4.1 en 3.4.2 in het vonnis, in de bewijsmiddelen bij het vonnis welke het hof overneemt en in de bij dit arrest ter aanvulling opgenomen bewijsmiddelen.

Aanvulling van bewijsmiddelen

In de zaak met parketnummer 15/194655-19 onder 1 primair wordt de verklaring die de verdachte heeft afgelegd bij de rechter-commissaris, zoals weergegeven op blad 8 van het vonnis, vervangen door het navolgende bewijsmiddel:
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2021.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Mijn eerdere verklaringen met betrekking tot dit feit kloppen niet. Het klopt dat ik het slot heb geforceerd en de scooter daarna heb meegenomen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 15/194655-19 onder 5 voegt het hof het volgende bewijsmiddel toe:
2.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2021.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik de brommer (het hof begrijpt: met kenteken [kenteken] ) heb gestolen. Ik zag de brommer staan op straat en ik kon het niet laten om de brommer mee te nemen. Zonder erbij na te denken pakte ik de brommer.
In de zaak met parketnummer 15/007355-20 onder 1 primair zullen de bewijsmiddelen zoals op pagina 5 van het vonnis staan opgesomd als volgt worden uitgewerkt:
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2020004499-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina’s 89-90].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven,
als mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 7 januari 2020, omstreeks 15.00 uur, bevond ik mij, verbalisant [verbalisant 1] ,
op het politiebureau te Zaandijk. Ik hoorde van collega's dat een slachtoffer van een
steekincident onderweg was naar het bureau. Ik heb vervolgens dit slachtoffer te
woord gestaan. Het slachtoffer identificeerde zich met een geldige Nederlandse
identiteitskaart en gaf mij op te zijn:
*** [slachtoffer] ***
geboren op [geboortedag 2] 2003 te [geboorteplaats 2] in Afghanistan.
Ik hoorde [slachtoffer] het volgende verklaren:
(…)
Ik heb een conflict gehad met een klasgenoot.
(…)
Ik kreeg een woordenwisseling met die andere jongen.
(…)
De andere jongen zei: "ik heb sjenk op hip", dit betekent: "ik steek je neer."
(…)
Ik wilde na mijn pauze naar huis gaan. Ik liep het schoolplein af en de andere jongen kwam met een mes achter mij aan, dit was achter het schoolplein.
(…)
Ik wist gewoon dat hij wat van plan was. Dit kwam door de woordenwisseling van vanochtend. Je weet gewoon als hij zegt: “ik heb sjenk op hip”, dan weet je gewoon zeker dat hij een mes bij zich heeft.
(…)
Ik draaide mij om en ik zag dat hij een soort broodmes had, in de broeksband. Ik zag dat hij zijn shirt omhoog trok en dat hij aan de rechterkant van zijn broek het mes omhoog trok. Ik hoorde dat hij zei: “Kom dan, je wilde toch vechten”.
(…)
Ik zag dat hij op mij af kwam lopen. Ik zag dat hij het mes schuin vasthad. Ik zag dat hij daarbij zijn arm omhoog hield. Het leek alsof hij met dat mes wilde hakken.
(…)
Ik voelde en zag dat hij mij met het mes raakte in mijn rechterarm. Ik voelde pijn en mijn jas was ook gescheurd. Hij hield het mes in zijn rechterhand vast. Ik zag dat hij mij van de bovenkant af raakte. Ik zag dat hij een soort ‘hakbeweging’ maakte.
(…)
Ik voelde en zag dat hij mij weer raakte op mijn rechterhand. Ik voelde pijn. Er zit een klein wondje op mijn hand. Ik zag en voelde dat hij mij raakte met een punt van het mes, een soort kartel van het broodmes. Hij maakte weer een hakbeweging.
(…)
Ik voelde toen dat hij meerdere keren op mijn rug instak.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2020004499-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s 14-15].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven,
als mededeling van verbalisanten:
Op dinsdag 7 januari 2020, omstreeks 13.30 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , in uniform gekleed en met incidentafhandeling belast, op de [adres 2] te Zaandijk , gemeente Zaanstad.
(…)
Aldaar zou op het [school] zijn gevochten door leerlingen.
(…)
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , werd door leerkrachten gewezen op een (1) van de betrokkene van de vechtpartij. Ik hoorde dat dit [slachtoffer] betrof.
(…)
Ik zag dat [slachtoffer] een lichte verwonding had aan zijn hand. Hiervan zijn foto's genomen die bij dit proces-Verbaal worden gevoegd. Na enige tijd investeren op het contact met [slachtoffer] hoorde ik hem het volgende samengevat verklaren:
Ik liep school uit samen met [naam 1] . Ik had al ruzie met [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] achter mij en [naam 1] aan liep. Ik voelde gelijk dat het niet goed was. Ik hoorde dat hij iets riep van "kom dan". Ik zag dat [verdachte] een mes te voorschijn haalde.
(…)
Ik zag dat [verdachte] nog eens op ons af liep met het mes. Ik zag dat dit een vleesmes was van ongeveer 20 centimeter lang.
(…)
Hierna heeft [verdachte] mij proberen te steken. Ik heb mij afgeweerd. Hierdoor heb ik ook een wond om mijn rechter hand.
(…)
[verdachte] heeft mij meerdere keren proberen te steken met het mes. Kijk maar naar mijn kleren. De scheuren zitten erin van het mes.
(…)
Wij zagen dat er meerdere scheuren in de bodywarmer van [slachtoffer] zaten. Wij zagen dat er een scheur van ongeveer 20 a 30 centimeter lang diagonaal op de rug van de bodywarmer zat. Wij zagen dat er twee kleine scheuren van ongeveer 5 tot 10 centimeter in zaten. Wij zagen dat er een scheur in de rechter mouw van het vest wat [slachtoffer] hieronder droeg zat. Wij zagen tevens dat er een kleine scheur zat in de mouw van de zwarte trui die [slachtoffer] onder zijn vest droeg. Ik heb deze kleding hierop in beslag genomen ter waarheidsvinding.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat er diverse docenten in de hal stonden. Ik hoorde
een van de docenten zeggen dat [naam 2] snel was weggelopen naar buiten toen het
incident net gebeurd was. Zij zei ook dat er een mes was gebruikt tijdens de vechtpartij.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb de kleding van [slachtoffer] fotografisch vastgelegd. Zie
hiervoor afzonderlijk opgemaakte fotobijlage.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 200114.1430.00155, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s 67-71].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven,
als mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 7 januari 2020 vond er een poging doodslag plaats op de [adres 3] ,
gemeente Zaanstad. Van het slachtoffer, [slachtoffer] , was zijn kleding in beslag genomen.
Het gaat hier om de volgende kledingstukken:
- Bodywarmer van het merk Odessee
- Vest van het merk Adidas
- Sweater van het merk Karl.
Deze kledingstukken heb ik onderzocht. Ik zag dat de bodywarmer drie beschadigingen had. Ik zag een grote snede aan de achterzijde van de bodywarmer welke diagonaal over de rugzijde liep. Dit betrof een snede van 34 centimeter. Ik zag dat deze snede nagenoeg een rechte lijn betrof, (foto 1) Tevens zag ik dat er de polyester vulling van de bodywarmer ook kapot was. Dit was ook in een rechte lijn gelijk lopend met de snede op de rugzijde, (foto 2.) Tevens zat er een snede aan de binnenzijde van de bodywarmer aan de rugzijde. Deze snede van 4,5 centimeter was een rechte snede die gelijk liep met de sneden aan de achterzijde en polyester vulling, (foto 3 en 4.).
Onder deze snede zat een kleinere horizontale snede van 9 centimeter. Ik zag dat deze snede een
rechte lijn was (foto 5).
Onder het rechterarmsgat van de bodywarmer zag ik een horizontale snede van 7 centimeter. Ik zag dat dit een rechte snede was (foto 6).
(…)
Door de aanwezige beschadigingen heb ik het sterke vermoeden dat deze aangebracht zijn met een scherp voorwerp.
Ik zag dat het Adidas vest vier beschadigingen had. Ik zag op de rechter mouw van dit vest een
snede van 7 centimeter ter hoogte van de ellebooggedeelte. Ik zag dat dit een rechte snede betrof
(foto 7). Tevens zag ik een kleine snede van 1,5 centimeter op de rechter mouw ter hoogte van de
onderarm / pols. Ik zag dat dit een rechte snede betrof (foto 8). Tevens zag ik een kleine snede van ongeveer 1 centimeter op de achterzijde van dit vest. Ik zag dat deze van boven naar beneden liep. Tevens zag ik een “kras” op de achterzijde van dit vest welke diagonaal van boven naar beneden liep (foto 9).
Ik zag dat de beschadigingen op de achterzijde van het Adidas vest qua plaatsing, grootte en
snijrichting overeenkwamen met de beschadigingen op de Bodywarmer van foto’s 1, 2, 3 en 4.
Ik zag dat de sweater twee beschadigingen had. Ik zag op de rechter mouw van deze sweater een
snede van 3 centimeter. Ik zag dat dit een rechte snede betrof (foto 10). Ik zag dat deze snede ter
hoogte van de bovenarm / ellenboog bevond. Ik zag dat er een kleinere snede op de rechter mouw zat van ongeveer 1 centimeter (foto 11). Ik zag dat dit een rechte snede betrof.
De laatste vier beschadigingen heb ik met elkaar vergeleken. Ik zag dat de beschadigingen op het
Adidas vest qua plaatsing, grootte en snijrichting overeenkwamen met de beschadigingen op de
sweater (foto 12).
Gezien de overeenkomsten op de verschillende kledingstukken alsmede het soort beschadigingen
heb ik het sterk het vermoeden dat deze tegelijkertijd zijn aangebracht met een scherp voorwerp.

Aanvullende strafmotivering

Blijkens de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam en de YOUTURN rapportages die zijn opgemaakt in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting de Hunnerberg is er bij de verdachte voorzichtig een intrinsieke motivatie merkbaar. Uit de adviezen blijkt echter ook dat de verdachte nog een lange weg te gaan heeft. Het hof sluit zich bij deze adviezen aan. De modaliteit zoals door het Forensisch Centrum Adolescenten (hierna: FCA) is geschetst, is bij de verdachte al eens geprobeerd binnen een gedragsbeïnvloedende maatregel, maar dit is weinig succesvol gebleken. Ook de oplegging van overige straffen heeft niet geleid tot het gewenste resultaat. Ter terechtzitting heeft deskundige [naam 3] namens het FCA het hof geadviseerd om de verdachte deel te laten nemen aan het [traject] traject en heeft zij het hof over dit traject geïnformeerd. Het hof is echter van oordeel dat de juridische kaders voor dit traject momenteel nog ontbreken. Ook meent het hof dat het [traject] project meer geschikt is voor verdachten die in andere fases van hun behandeling zitten. De verdachte zou in de loop van zijn behandeling baat kunnen hebben bij een deelname aan het [traject] traject, maar volgens het hof is dit voor de verdachte op dit moment te vroeg. Het hof sluit zich derhalve aan bij de straf en maatregel zoals aan de verdachte opgelegd door de rechtbank.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. A.M. Kengen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Damo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 januari 2021.
=======================================================================
[…]