Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het beklag
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van opruiing en aanzetten tot geweld.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een beklagprocedure, geregistreerd onder rekestnummer K20/230370. Het beklag was ingediend door een klaagster die zich richtte tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde, die werd verdacht van opruiing en aanzetten tot geweld. De klaagster stelde dat zij vreesde dat de uitlatingen van de beklaagde geweld zouden uitlokken tegen mensen die verkleed zijn als Zwarte Piet.
Het hof heeft vastgesteld dat de klaagster niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat haar belang niet persoonlijk is, maar een algemeen belang betreft. De Hoge Raad heeft in eerdere jurisprudentie bepaald dat alleen degenen die door het achterwege blijven van vervolging in een persoonlijk belang worden geraakt, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Klaagster is niet verschenen op de zitting en haar argumenten werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd.
Uiteindelijk heeft het hof het beklag afgewezen, met de overweging dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De beschikking is gegeven zonder dat er voor betrokkenen een rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig, en ondertekend door de oudste raadsheer in afwezigheid van de voorzitter en de griffier.