ECLI:NL:GHAMS:2021:1050

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
K20/230370
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van beklag ex. art. 12 Sv met betrekking tot strafvervolging voor opruiing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een beklagprocedure, geregistreerd onder rekestnummer K20/230370. Het beklag was ingediend door een klaagster die zich richtte tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde, die werd verdacht van opruiing en aanzetten tot geweld. De klaagster stelde dat zij vreesde dat de uitlatingen van de beklaagde geweld zouden uitlokken tegen mensen die verkleed zijn als Zwarte Piet.

Het hof heeft vastgesteld dat de klaagster niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat haar belang niet persoonlijk is, maar een algemeen belang betreft. De Hoge Raad heeft in eerdere jurisprudentie bepaald dat alleen degenen die door het achterwege blijven van vervolging in een persoonlijk belang worden geraakt, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Klaagster is niet verschenen op de zitting en haar argumenten werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd.

Uiteindelijk heeft het hof het beklag afgewezen, met de overweging dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De beschikking is gegeven zonder dat er voor betrokkenen een rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig, en ondertekend door de oudste raadsheer in afwezigheid van de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
Beschikking op het beklag met het rekestnummer K20/230370 van
[verdachte],
wonende te [woonplaats]
klaagster.

1.Het beklag

Het hof heeft op 15 september 2020 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van opruiing en aanzetten tot geweld.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 25 januari 201 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De ontvankelijkheid van klaagster

Terwijl aangifte kan worden gedaan door ieder die kennis draagt van een strafbaar feit, is de mogelijkheid tot het doen van beklag als bedoeld in artikel 12 Sv beperkt tot rechtstreeks belanghebbenden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan slechts degene die door het achterwege blijven van vervolging getroffen is in een belang dat hem bepaaldelijk aangaat worden aangemerkt als belanghebbende. Daarbij dient sprake te zijn van een objectief bepaalbaar, persoonlijk of kenmerkend belang. Bovendien moet worden beoordeeld of de overtreden strafbepaling beoogt dit specifieke belang van klaagster te beschermen.
Het hof heeft klaagster in de gelegenheid gesteld op 3 maart 2021 het beklag toe te lichten. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Klaagster heeft in haar aangifte aangegeven dat zij bang is dat mensen door de uitspraken van beklaagde geweld gaan gebruiken tegen mensen verkleed als Zwarte Piet. Uit haar aangifte of klaagschrift blijkt niet dat zij zelf ook als Zwarte Piet verkleed gaat of bang is dat tegen haar persoonlijk geweld zal worden gebruikt.
Klaagster geeft verder aan bezwaar te hebben tegen de afdoening. Zij vindt dat het Openbaar Ministerie een signaal af moet geven dat de uitlatingen van beklaagde onacceptabel zijn. Met het voorwaardelijk sepot wordt volgens klaagster dit signaal niet gegeven.
Het belang dat klaagster hier verwoordt betreft geen persoonlijk belang, maar een algemeen belang.
Gezien bovenstaande houdt klaagsters belang onvoldoende verband met de door klaagster beweerde feiten. Klaagster wordt door het achterwege blijven van een strafvervolging daarom niet getroffen in een eigen belang dat haar bepaaldelijk aangaat. Zij kan dus niet als rechtsreeks belanghebbende in deze worden aangemerkt. Dit betekent dat klaagster niet-ontvankelijk is in het beklag.

4.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
15 april 2021 door mrs. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, P.F.E. Geerlings en M. Gonggrijp-van Mourik, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. P. de Haas, griffier, en bij afwezigheid van de voorzitter en de griffier ondertekend door de oudste raadsheer.