Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 8 juli 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde straf van vier weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd vernietigd. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaren gevorderd, maar de raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een voorwaardelijke straf, gezien de reeds opgelegde ISD-maatregel. Het hof heeft de ernst van het feit, de omstandigheden en de persoon van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een auto tijdens een feestje, wat schade en hinder voor de gedupeerden heeft veroorzaakt. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, opnieuw strafbare feiten had gepleegd. De redelijke termijn voor berechting, zoals vastgelegd in het EVRM, werd ook besproken, waarbij het hof concludeerde dat de zaak niet binnen de redelijke termijn was afgedaan, maar dat de totale tijdspanne van vier jaren niet onredelijk was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, met de bepaling dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.