ECLI:NL:GHAMS:2020:584

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
200.267.717/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens niet melden van schade aan vliegtuig

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen Swissport Amsterdam B.V. en een werknemer, hierna aangeduid als [geïntimeerde]. De werknemer was op 18 februari 2019 op staande voet ontslagen omdat hij een schade aan een vliegtuig niet had gemeld, wat volgens Swissport in strijd was met de geldende veiligheidsprocedures. De kantonrechter had het ontslag op staande voet vernietigd, maar Swissport ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat het niet melden van de schade door de werknemer verwijtbaar was, maar niet zodanig ernstig dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was. Het hof concludeerde dat er wel een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst was, en bepaalde dat de arbeidsovereenkomst per 1 april 2020 eindigde. De werknemer had recht op een transitievergoeding van € 52.888,- bruto, en het hof wees de verzoeken van de werknemer om een billijke vergoeding af, omdat hij geen schade had geleden door het onterecht gegeven ontslag op staande voet. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.267.717/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: 7698044 \ AO VERZ 19-51
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 februari 2020
inzake
SWISSPORT AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Schiphol,
appellante,
advocaat: mr. M.R. van Hall te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.E.P. Gosling-Verheijen te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Swissport en [geïntimeerde] genoemd.
Swissport is bij beroepschrift met bijlagen, ontvangen ter griffie van het hof op 16 oktober 2019, onder aanvoering van vijftien grieven en aanbieding van bewijs in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter), onder bovengenoemd zaaknummer, op 18 juli 2019 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt, zakelijk weergegeven, ertoe dat het hof de genoemde beschikking zal vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- in goede justitie een datum zal bepalen waarop de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst eindigt wegens een dringende reden ex artikel 7:677 lid 1 in samenhang met artikel 7:678 lid 1 BW;
- [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling van het salaris inclusief vakantiegeld en overige emolumenten vanaf de datum van het aan [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst;
- [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 4.093,32;
en voor het geval dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig wordt geacht:
- in goede justitie een datum zal bepalen waarop de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst eindigt, (primair) op grond van artikel 7:669 lid 3, sub e, BW dan wel (subsidiair) op grond van artikel 7:669 lid 3, sub g, BW en/of (meer subsidiair) op grond van artikel 7:669 lid 3, sub h, BW;
- bij het bepalen van de einddatum geen rekening zal houden met de opzegtermijn, maar de arbeidsovereenkomst dadelijk zal doen eindigen aangezien het eindigen van de arbeidsovereenkomst een gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [geïntimeerde] ;
- zal bepalen dat [geïntimeerde] geen recht heeft op de transitievergoeding vanwege het ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [geïntimeerde] ,
in alle gevallen met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
Op 6 december 2019 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep, met bijlagen, van [geïntimeerde] ingekomen, inhoudende:
I. primair het verzoek de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen en Swissport te veroordelen om [geïntimeerde] binnen zeven dagen na de te wijzen beschikking weder te werk te stellen en in staat te stellen zijn gebruikelijke werkzaamheden te verrichten onder de gebruikelijke arbeidsvoorwaarden, op straffe van verbeurte van een dwangsom indien hieraan door Swissport niet wordt voldaan;
II. subsidiair, voor het geval dat wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is geweest, het verzoek bij het vaststellen van de einddatum rekening te houden met de tussen partijen geldende opzegtermijn zonder de duur van de behandeling van de procedure daarop in mindering te brengen, te bepalen dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [geïntimeerde] , Swissport te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente alsook van het salaris inclusief vakantiegeld en overige emolumenten vanaf de datum van het ontslag op staande voet tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, het verzoek van Swissport tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding af te wijzen, en Swissport te veroordelen aan [geïntimeerde] een correcte eindafrekening met een deugdelijke specificatie te verstrekken;
III. meer subsidiair, voor het geval dat wordt geoordeeld dat het ontbindingsverzoek van Swissport ten onrechte is afgewezen, het verzoek bij het vaststellen van de einddatum rekening te houden met de tussen partijen geldende opzegtermijn zonder de duur van de behandeling van de procedure daarop in mindering te brengen, te bepalen dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [geïntimeerde] , Swissport te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en tot betaling van een billijke vergoeding zoals toegelicht in eerste aanleg, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente en Swissport te veroordelen aan [geïntimeerde] een correcte eindafrekening met een deugdelijke specificatie te verstrekken,
een en ander met veroordeling van Swissport in de proceskosten in beide instanties.
Op 30 december 2019 zijn van [geïntimeerde] nadere producties (21 tot en met 23) ontvangen.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 8 januari 2020. Bij die gelegenheid hebben namens Swissport mr. Van Hall voornoemd en zijn kantoorgenoot mr. I. Visscher en namens [geïntimeerde] mr. Gosling-Verheijen voornoemd, aan de hand van aan het hof overgelegde aantekeningen, het woord gevoerd. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 2.1 tot en met 2.18 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Swissport komt met de grieven I tot en met IV op tegen een aantal van deze vastgestelde feiten, te weten de feiten onder rechtsoverwegingen 2.4, 2.5, 2.7 en 2.8. [geïntimeerde] heeft de bezwaren van Swissport tegen de vaststelling van deze feiten van de hand gewezen. Het hof zal hierna met de wederzijdse standpunten rekening houden bij het weergeven van de feiten. De feiten die tussen partijen niet in geschil zijn, zal het hof eveneens als uitgangspunt nemen. Deze feiten, waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, behelzen het volgende.
2.2.
[geïntimeerde] , geboren [in] 1962, is op 16 maart 1987 in dienst getreden van een rechtsvoorganger van Swissport in de functie van Ramp Employee 1. Het laatstelijk verdiende salaris van [geïntimeerde] bedraagt € 2.239,90 bruto, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de collectieve arbeidsovereenkomst Swissport Handling 2018-2019 (verder: de cao) van toepassing.
2.3.
Binnen Swissport gelden diverse veiligheidsprocedures. Voor het hanteren van de gemotoriseerde trap die wordt gebruikt bij het lossen en laden van vliegtuigen (hierna: de trap) geldt onder meer de ‘no contact rule’, welke regel inhoudt dat de trap bij het aansluiten het vliegtuig niet mag raken. Verder geldt bij (bijna) ongevallen en incidenten het volgende: direct melden, direct de werkzaamheden staken en de locatie niet verlaten.
2.4.
Op 12 februari 2019 werkte [geïntimeerde] tijdens zijn dienst samen met [A] (verder: [A] ). Die dag is in de ochtend op Schiphol een vliegtuig van Cathay Pacific (registratie: B-LXE, vluchtnummer: [nummer] ) binnengekomen. Bij de afhandeling van dit vliegtuig was de rolverdeling dat [A] het vliegtuig zou verslepen, waarna [geïntimeerde] de blokken bij het landingsgestel zou neerleggen en vervolgens de trap zou aansluiten op het vliegtuig. Bij het aansluiten van de trap bij de achterste deur van het vliegtuig is [geïntimeerde] met de trap tegen het vliegtuig aangekomen. [A] en [geïntimeerde] hebben geconstateerd dat op de romp van het vliegtuig onder de achterste deur een zwarte veeg zat. Bij terugkomst in het gebouw heeft [A] het incident gemeld bij de afdeling Airside Operations. Vervolgens is geconstateerd dat de zwarte veeg schade betrof. Het vliegtuig is vanwege de schade niet vertrokken.
2.5.
[geïntimeerde] is diezelfde dag geschorst in afwachting van het onderzoek naar het incident. De schorsing is schriftelijk aan [geïntimeerde] bevestigd.
2.6.
Conform artikel 7 van de cao heeft de onderzoekscommissie van Swissport onderzoek gedaan naar het incident van 12 februari 2019. Op 14 februari 2019 zijn (onder andere) [geïntimeerde] en [A] door de onderzoekscommissie gehoord.
2.7.
In het verslag van de onderzoekscommissie van 14 februari 2019 staat dat [A] de volgende verklaring heeft afgelegd:
“(…)
Ik stond recht onder de vliegtuigdeur, klaar om de trap te marshallen. De trap was nog niet op hoogte; ik weet niet precies wat er gebeurde, misschien bleef het gas hangen, maar de trap raakte het toestel. Toen de trap vervolgens weer naar achter werd gereden, zag ik een zwarte plek op het toestel welke daar eerst niet zat.(…)
[geïntimeerde] zei dat de schade niet door hem veroorzaakt was, maar ik zag wel dat de schade wel door de trap was gekomen, het was namelijk best wel een harde klap. Hij bleef er echter bij dat de schade niet door de trap was veroorzaakt. Voor mij was het overduidelijk, het was best wel een harde klap, ook qua geluid, daar schrok ik van. Ook heb ik het toestel zien bewegen. De schade was op dezelfde hoogte als de trap toen was.(…)
Ik zei tegen [geïntimeerde] , wat heb je nou gedaan, dit moeten we melden. Hij zei toen; dit komt niet door mij. We hebben toen de trap aangesloten en zijn terug naar de C pier gegaan.(…)
Omdat ik met de grote pushback reed, moest ik via de baan terug en moest daarom een tijdje wachten op begeleiding. Toen ik daarop stond te wachten, heb ik [geïntimeerde] gebeld en hem nogmaals de kans gegeven de schade zelf te melden. Hij bleef volhouden dat de schade niet door hem veroorzaakt was en dat het er al zat. Aangekomen in de kantine op de C-pier heb ik hem apart genomen en gezegd; we moeten dit melden. Hij zei toen; je mag het melden maar het komt niet door mij en daar blijf ik bij. Het was een lastige situatie, ik kan het goed met [geïntimeerde] vinden.(…)
[geïntimeerde] heeft de schade niet gemeld, ik ben naar Airside Operations gegaan en heb het gemeld. Tussen de schade en het melden heeft ongeveer 20 minuten gezeten.(…)
De technische dienst bevestigde dat er schade was. [B](hof: medewerker Airside Operations)
heeft mij en [geïntimeerde] toen apart genomen om te vragen wat er precies gebeurd is. [geïntimeerde] zei toen dat het alleen viezigheid was. Ik denk dat [geïntimeerde] in paniek is geweest. Ik vind het heel vervelend dat hij het niet toegeeft, het was overduidelijk.
2.8.
Op 15 februari 2019 heeft [geïntimeerde] een door hem aangepast en ondertekend verslag retour gezonden aan de onderzoekscommissie. In dit verslag staat, voor zover van belang, het volgende:

Tijdens de onderzoekscommissie heeft de [geïntimeerde] het volgende verklaard:
(…)
- Tijdens het benaderen van het vliegtuig met de trap, was [geïntimeerde] bezig met het naar boven verstellen van de trap. [geïntimeerde] heeft verklaard dat zijn aandacht gevestigd was op een gedeelte van de trap dat zich boven hem bevond. Zijn aandacht was niet gevestigd op het vliegtuig en [A] .
- [geïntimeerde] heeft aangegeven dat vlak voordat de trap in aanraking kwam met het vliegtuig, niet goed op de rem had, maar de trap rolde door op eigen kracht. Dit had [geïntimeerde] niet door. Vervolgens kwam de trap in aanraking met het vliegtuig.
- [A] gaf op dat moment aan dat [geïntimeerde] het vliegtuig raakte met de trap en wees hem vervolgens op de schade aan de romp van het toestel. Deze schade bevond zich ongeveer 1 meter onder de deur.
- [geïntimeerde] heeft verklaard dat hij van mening is deze schade niet veroorzaakt te hebben. Dit gezien de locatie van de schade, omdat hij niets gevoeld of gehoord heeft bij het raken van het vliegtuig met de trap en omdat hij het vliegtuig niet heeft zien bewegen. Ook geeft hij aan dat slechts de bumper (het rubberen gedeelte) van de trap in aanraking is geweest met het vliegtuig.
(…)
- [geïntimeerde] heeft verklaard dat na een telefonisch overleg onderweg terug naar de C-pier met [A] is besloten dat de schade gemeld moest worden door [A] heeft vervolgens [B] (medewerker Airside Operations) ingelicht over de schade.
- Er is geen discussie geweest over wie de schade moest melden. [A] gaf aan het te willen melden, [geïntimeerde] heeft toen aangegeven dat hij dit moest doen.
(…)
- [geïntimeerde] geeft aan de procedure voor het melden van (mogelijke) vliegtuigschade te kennen (stoppen met de afhandeling en Airside Operations inlichten). [geïntimeerde] was van mening dat melding niet noodzakelijk was omdat hij in de veronderstelling was de schade niet zo ernstig was, slechts een veeg.
(…)
- De commissie heeft geconstateerd dat uw verhaal niet overeenkomt met feiten uit andere delen van het onderzoek. De HR director heeft u gevraagd of u misschien iets vergeten bent of anders wilt formuleren maar u geeft aan dat uw verklaring helemaal klopt.
2.9.
In een gesprek op 18 februari 2019 is [geïntimeerde] door Swissport op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van 19 februari 2019 staat, voor zover van belang, het volgende:

Uit het intern onderzoek van Swissport (Internal Incident Investigation) is gebleken dat de schade aan het vliegtuig is veroorzaakt door de gemotoriseerde trap die u op dat moment bestuurde. Op de trap is een deel van de verf van het vliegtuig van Cathay Pacific aangetroffen.(…)
Daarnaast blijkt ook uit camerabeelden dat u op het moment van het incident de gemotoriseerde trap bestuurde, dat de trap tegen het vliegtuig aan is gekomen, dat het vliegtuig hierdoor bewoog en dat uw collega – de heer [A] - u vervolgens hierop aanspreekt.
Dat u verklaart niets te hebben gezien of gehoord toen de trap tegen het vliegtuig aankwam, is dan ook zeer onaannemelijk en – eerlijk gezegd – ongeloofwaardig.
(…)
Binnen Swissport geldt een ‘no contact rule’ ofwel ‘geen contact regel’. Daarnaast dient een mogelijke schade aan een vliegtuig gelijk te worden gemeld bij Airside Operations en dienen de afhandelingswerkzaamheden gelijk te worden gestopt. U heeft verklaard dat u bekend bent met deze ‘geen contact regel’ en dat u weet dat wanneer er een mogelijke schade aan een vliegtuig wordt geconstateerd, u de afhandelingswerkzaamheden gelijk dient te stoppen en de afdeling Airside Operations hierover moet informeren.
Dit heeft u echter niet gedaan. Sterker nog, u vond het niet nodig om de schade te melden nu u deze niet zou hebben veroorzaakt. Het zou enkel een veeg zijn geweest. Ook toen uw collega de heer [A] u nog een tweede kans bood om de schade die u naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt had, te melden bent u hiertoe niet overgegaan. Dit terwijl u weet, dan wel behoort te weten, dat het van groot belang is – en wellicht zelfs van levensbelang- dat een schade aan een vliegtuig in alle gevallen gemeld wordt. Toch heeft u dit niet gedaan. U handelt hiermee in strijd met zowel de ‘geen contact regel’ als met de schademeldingsplicht.
(…)
Het spreekt voor zich dat dergelijk gedrag volstrekt niet door de beugel kan. Alles wijst erop dat u onzorgvuldig hebt gehandeld en dat u vervolgens (bewust) de schade niet hebt willen melden. U hebt de procedures die binnen Swissport gelden niet dan wel niet juist gevolgd.
Door uw onacceptabele gedrag en gelet op de ernst van uw handelen en nalaten hebt u Swissport geen andere keuze gelaten dan u op staande voet te ontslaan.(…)”
2.10.
In het interne onderzoeksrapport wordt het volgende geconcludeerd. Bij het aansluiten van de trap is de linker bovenkant van de trap in contact gekomen met de romp van het vliegtuig. Dat heeft geleid tot een gat en enkele krassen in de romp van het vliegtuig. Dit is veroorzaakt doordat de bestuurder van de trap bij het naderen van het vliegtuig bezig was met het verstellen van de hoogte van de trap. Zijn aandacht was gericht op het gedeelte van de trap dat achter en boven hem was en niet op de marshaller en het vliegtuig. Verder staat in het rapport dat het waarschijnlijk is dat de bestuurder zich bewust is geweest van de aanrijding en het veroorzaken van de schade, maar dat hij dat heeft ontkend en niet de intentie heeft gehad de schade te melden.
2.11.
Bij brief van 6 maart 2019 heeft de onderzoekscommissie het volgende advies aan Swissport uitgebracht:

Disciplinary action for [geïntimeerde] , since he did not intend to report the damage.(…)
Due to the severity of the damage and the consequences this could have had for the flight safety, a severe disciplinary action would be in place.

3.Beoordeling

3.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg verzocht, samengevat weergegeven, om:
primair
I. bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van de procedure Swissport te veroordelen tot betaling van het loon aan [geïntimeerde] vanaf 18 februari 2019 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
II. het aan [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet te vernietigen;
III. Swissport te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% op grond van artikel 7:625 BW vanwege het niet tijdig betalen van het loon;
subsidiair
IV. Swissport te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW van € 357.796,85 bruto, te vermeerderen met de pensioenschade p.m., althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
V. aan [geïntimeerde] ten laste van Swissport een bedrag van € 10.871,16 bruto toe te kennen vanwege de onregelmatige opzegging;
VI. tot en met VIII. Swissport te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van de transitievergoeding van € 47.787,77 bruto, ook in geval dat wordt geoordeeld dat [geïntimeerde] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, op grond van artikel 7:673 lid 8 BW;
IX. aan [geïntimeerde] ten laste van Swissport een deugdelijk gespecificeerde eindafrekening toe te kennen;
X. Swissport te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde bedragen vanaf 18 februari 2019 tot aan dag van algehele voldoening;
XI. Swissport te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Swissport heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van [geïntimeerde] . Bij wijze van tegenverzoek heeft Swissport verzocht [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 3.090,89 netto.
Voor het geval het gegeven ontslag op staande voet geen stand zou houden, heeft Swissport verzocht de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden vanwege (ernstig) verwijtbaar handelen en/of nalaten van [geïntimeerde] zodanig dat van Swissport in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en te bepalen dat [geïntimeerde] geen recht heeft op de transitievergoeding vanwege zijn ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het aan [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet vernietigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het niet zelf melden van de schade door [geïntimeerde] weliswaar verwijtbaar is, maar in de gegeven omstandigheden niet zodanig ernstig verwijtbaar dat van Swissport in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] te laten voortduren. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Swissport aangevoerde feiten en omstandigheden ook geen redelijke grond op voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het (voorwaardelijk) tegenverzoek van Swissport is daarom afgewezen. Swissport is veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van het gebruikelijke loon, vermeerderd met de vaste looncomponenten, de wettelijke verhoging van 10% en de wettelijke rente vanaf 18 februari 2019. Swissport is zowel in het verzoek als in het tegenverzoek veroordeeld in de proceskosten.
3.4.
Tegen de beslissing dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig aan [geïntimeerde] is gegeven en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Swissport met de grieven V tot en met XII op. Met de grieven XIII tot en met XV richt Swissport zich tegen de beslissing dat er geen redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de redenen die daaraan ten grondslag zijn gelegd.
3.5.
Swissport heeft deze grieven, samengevat, als volgt onderbouwd. De dringende reden voor het ontslag omvat meer dan het niet melden van de schade door [geïntimeerde] . Swissport verwijt [geïntimeerde] dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door in strijd met de veiligheidsregels (i) niet gelijk te stoppen met de werkzaamheden nadat hij de schade had geconstateerd, (ii) niet onmiddellijk (bij Airside Operations) de schade te melden, (iii) de locatie te verlaten en (iv) de schade, na herhaaldelijk daarop door [A] te zijn gewezen, alsnog (en dus bewust) niet zelf te melden. [geïntimeerde] is op de hoogte van de geldende veiligheidsregels. Bovendien is hij in het verleden diverse keren officieel gewaarschuwd voor onzorgvuldig handelen. [geïntimeerde] was dus een gewaarschuwd mens. Anders dan de kantonrechter heeft overwogen, waren [A] en [geïntimeerde] niet samen verantwoordelijk voor de afhandeling van het vliegtuig. Ieder had zijn eigen taken. [geïntimeerde] was verantwoordelijk voor het aansluiten van de trap, waarbij [A] een begeleidende rol had. Bovendien is [geïntimeerde] de meest senior werknemer en heeft hij de schade veroorzaakt. [geïntimeerde] heeft daarom niet erop mogen vertrouwen dat [A] de schade zou melden. Verder staat voor Swissport vast dat [geïntimeerde] niet voornemens is geweest de schade te melden. Niet uit het oog dient te worden verloren dat naleving van de veiligheidsregels vanwege de vliegveiligheid van het allergrootst belang is. De handelwijze van [geïntimeerde] rechtvaardigt daarom het ontslag op staande voet. In ieder geval dient de arbeidsovereenkomst te worden ontbonden. De handelwijze van [geïntimeerde] is (ernstig) verwijtbaar. Daarnaast heeft Swissport het vertrouwen in [geïntimeerde] verloren door de tegenstrijdige verklaringen die hij heeft afgelegd (na het incident, in het verhoor bij de onderzoekscommissie, in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg) en de situatie waarin hij [A] door zijn handelwijze heeft gebracht.
3.6.
Met betrekking tot het aan [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet overweegt het hof als volgt. Swissport hecht terecht groot belang aan het naleven van de diverse veiligheidsregels, zoals de ‘no contact rule’ en het in het kader van de vliegveiligheid volgen van de diverse binnen haar onderneming geldende procedures, zoals de onmiddellijke meldplicht bij (mogelijke) schade. Ook in geval wordt uitgegaan van de juistheid van de verklaring van [geïntimeerde] , dat hij bij het aansluiten van de trap aan de achterdeur van de vliegtuig niets van de aanraking van de trap met het vliegtuig heeft gemerkt, had [geïntimeerde] , toen hem duidelijk werd dat hij het vliegtuig wel had geraakt, hiervan melding moeten maken bij Airside Operations. [A] heeft immers gezien en gehoord dat de trap het vliegtuig had geraakt en bovendien hebben [geïntimeerde] en [A] samen geconstateerd dat er onder de achterste deur van het vliegtuig een zwarte veeg zat op de romp van het vliegtuig. [geïntimeerde] kan daarom worden verweten dat hij, als veroorzaker van de aanrijding en verantwoordelijke voor het aansluiten van de trap, de voor een dergelijke situatie geldende en bij [geïntimeerde] bekende procedures op diverse punten niet heeft gevolgd, in het bijzonder door niet onmiddellijk en zelf melding te doen van het gebeurde bij Airside Operations.
3.7.
Naar het oordeel van het hof leveren deze feiten en omstandigheden echter geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet. Ten eerste omdat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] de schade (bewust) niet heeft willen melden, hetgeen Swissport mede aan de door haar gestelde dringende reden ten grondslag heeft gelegd. Op basis van de verklaringen van [A] en [geïntimeerde] (zie hiervoor onder 2.8 en 2.9) kan de conclusie dat [geïntimeerde] de schade (bewust) niet heeft willen melden niet zonder meer worden getrokken. Hetzelfde geldt voor de bevindingen van de onderzoekscommissie, die erop neerkomen dat [geïntimeerde] niet de intentie heeft gehad de schade te melden (zie onder 2.10 en 2.11). Ook op grond hiervan kan niet als vaststaand worden aangenomen dat [geïntimeerde] de schade niet gemeld zou hebben als [A] dat niet gedaan had. In de tweede plaats acht het hof, naast de lengte van het dienstverband - ten tijde van het ontslag bijna 32 jaar - van belang dat [geïntimeerde] in januari 2018 nog een goede beoordeling van Swissport heeft gekregen en ook in de jaren daarvoor goed tot zeer goed door Swissport is beoordeeld. Verder heeft [geïntimeerde] onweersproken aangevoerd dat hij in het verleden veelvuldig zaken heeft gemeld en zelfs heel ernstige zaken heeft opgemerkt zoals scheurtjes in de romp van een vliegtuig en een lekkend stopventiel. De verschillende officiële waarschuwingen die Swissport heeft genoemd, kunnen niet als een zwaar aan te rekenen track record van [geïntimeerde] worden aangemerkt. Deze incidenten zijn van andere aard, dateren voor het grootste deel uit een periode van meer dan vijf jaar geleden, en hebben toentertijd kennelijk geen afbreuk gedaan aan genoemde (zeer) goede beoordelingen van [geïntimeerde] . Daarnaast neemt het hof in aanmerking de leeftijd van [geïntimeerde] , 57 jaar, en de ongunstige (financiële) gevolgen van het ontslag voor [geïntimeerde] . Alles afwegende is het hof van oordeel dat Swissport voor een minder verstrekkende maatregel had moeten kiezen. Evenals de kantonrechter is het hof daarom van oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig aan [geïntimeerde] is gegeven. De grieven V tot en met XII falen. De verzoeken van Swissport dienen in zoverre te worden afgewezen.
3.8.
Wel is het hof van oordeel dat het niet volgen door [geïntimeerde] van de geldende procedures, in het bijzonder het niet direct zelf melding maken van de (mogelijke) schade aan het vliegtuig met alle mogelijke veiligheidsrisico’s van dien, zodanig verwijtbaar handelen en nalaten betreft dat van Swissport in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, sub e, BW. Daarmee is sprake van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Gelet op de slotzin van artikel 7:669 lid 1 BW ligt herplaatsing niet in de rede. Dat betekent dat de grieven XIII tot en met XV slagen. Het hof zal de arbeidsovereenkomst beëindigen per 1 april 2020. Daarbij houdt het hof rekening met hetgeen hierna onder 3.9 wordt overwogen over de verwijtbaarheid.
3.9.
Het hof is van oordeel dat het handelen en nalaten van [geïntimeerde] als hiervoor geschetst niet als ernstig verwijtbaar handelen heeft te gelden. Het is evident dat [geïntimeerde] een fout heeft gemaakt en dat het onjuist is geweest dat hij de melding niet zelf heeft gedaan. Daar staat tegenover dat, zoals gezegd, niet kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde] de melding (bewust) niet zelf heeft wíllen doen. [geïntimeerde] heeft daarom recht op de transitievergoeding. [geïntimeerde] heeft berekend dat deze bij een einddatum van de arbeidsovereenkomst per 1 april 2020 € 52.888,- bruto bedraagt (productie 23). Swissport heeft de juistheid van dit bedrag niet betwist, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente over genoemd bedrag zal worden toegewezen vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van deze beschikking indien niet aan betaling wordt voldaan.
3.10.
Het hof is van oordeel dat er grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en dat deze grond ook ten tijde van het geven van het ontslag op staande voet op 18 februari 2019 reeds aanwezig was. Indien in plaats van ontslag op staande voet op of kort na 18 februari 2019 door Swissport ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou zijn verzocht, dan had dit ontbindingsverzoek, naar het oordeel van het hof, toegewezen dienen te worden. Alsdan was de ontbinding van de arbeidsovereenkomst naar verwachting in 2019 tot stand gekomen, althans per een veel eerdere datum dan de beëindiging van het dienstverband thans per 1 april 2020. Hieruit volgt dat [geïntimeerde] doordat Swissport op 18 februari 2019 ten onrechte is overgegaan tot het geven van ontslag op staande voet geen enkele schade heeft geleden, althans dat van een dergelijke schade niet is gebleken. Voor toekenning van een billijke vergoeding is dan geen plaats, dan wel wordt deze - zo daar een theoretisch recht op zou bestaan - gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval op nihil gesteld. Het verzoek van [geïntimeerde] om toekenning van een billijke vergoeding wordt daarom afgewezen.
3.11.
Het verzoek van [geïntimeerde] Swissport te veroordelen aan [geïntimeerde] een correcte eindafrekening met een deugdelijke specificatie te verstrekken ligt voor toewijzing gereed.
3.12.
Beide partijen hebben bewijs aangeboden van hun stellingen, in het bijzonder door het horen van getuigen. De te bewijzen feiten en omstandigheden, door [geïntimeerde] slechts in zeer algemene bewoordingen gesteld, kunnen indien bewezen niet tot een ander oordeel leiden. De bewijsaanbiedingen worden om die reden gepasseerd.
3.13.
De conclusie is dat de beschikking waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover daarbij het (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek van Swissport is afgewezen. De bestreden beschikking zal voor het overige worden bekrachtigd. Aangezien beide partijen in hoger beroep deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover het ontbindingsverzoek van Swissport is afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst eindigt per 1 april 2020;
veroordeelt Swissport aan [geïntimeerde] de transitievergoeding ad € 52.888,- bruto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente indien hieraan binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking niet is voldaan;
veroordeelt Swissport aan [geïntimeerde] een correcte eindafrekening met een deugdelijke specificatie te verstrekken;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat partijen de eigen proceskosten dragen;
verklaart de betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, G.C. Boot en M.S.A. Vegter en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020.