ECLI:NL:GHAMS:2020:55
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Opheffing conservatoire beslagen in kort geding tussen ICE-BT B.V. en [X] B.V. met betrekking tot een overeenkomst voor de levering van ovens
In deze zaak gaat het om een kort geding waarin ICE-BT B.V. (appellante) de opheffing van conservatoire beslagen heeft gevorderd die ten laste van haar zijn gelegd door [X] B.V. (geïntimeerde). De conservatoire beslagen zijn gelegd in verband met openstaande facturen die ICE-BT aan [X] en haar zusteronderneming Industrial B.V. heeft gestuurd. ICE-BT heeft op 11 april 2019 verlof gevraagd tot het leggen van deze beslagen, maar [X] heeft in kort geding gevorderd dat deze beslagen worden opgeheven, stellende dat zij geen partij is bij de overeenkomst die aan de vordering van ICE-BT ten grondslag ligt. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [X] toegewezen, met een veroordeling van ICE-BT in de proceskosten. ICE-BT is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing.
Het hof heeft geoordeeld dat ICE-BT onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [X] een partij is bij de overeenkomst. De Purchase Order die door Industrial aan ICE-BT is gestuurd, is door ICE-BT ondertekend en vormt de basis voor de overeenkomst. Het hof concludeert dat ICE-BT niet heeft aangetoond dat er sprake is van vereenzelviging tussen [X] en Industrial, en dat de stellingen van ICE-BT onvoldoende zijn om de beslaglegging te rechtvaardigen. Het hof heeft de beslissing van de voorzieningenrechter bevestigd, met uitzondering van de proceskostenveroordeling, die is aangepast. ICE-BT is veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.