In deze zaak vordert de eiseres, GROND- WEG EN WATERBOUW VAN DER MADE B.V., de (partiële) vernietiging van een arbitraal appelvonnis. De vordering is ingesteld op 13 juli 2018, waarbij de eiseres de vernietiging van een arbitraal vonnis van 14 mei 2018 heeft gevorderd. Dit vonnis was gewezen in een geschil tussen de eiseres en de gedaagden, die in onderaanneming werk hebben verricht voor de provincie Zuid-Holland. De eiseres stelt dat de gedaagden hun werk niet naar behoren hebben uitgevoerd en vordert schadevergoeding voor de kosten van herstelwerkzaamheden. De gedaagden hebben de vordering bestreden en zelf een voorwaardelijke reconventionele vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis ingesteld.
Tijdens de zitting op 6 september 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vervolgens de vordering beoordeeld aan de hand van de gewijzigde arbitragewet, die sinds 1 januari 2015 van toepassing is. Het hof concludeert dat het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden en dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek. De vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis wordt afgewezen, en de eiseres wordt in de proceskosten veroordeeld.
Het hof wijst de vordering af en legt de proceskosten op aan de eiseres, die in totaal € 726,- aan verschotten en € 2.148,- voor salaris moet betalen, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring.