ECLI:NL:GHAMS:2020:4128
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens niet handhaven bezwaren tegen vonnis
Dit arrest van het Gerechtshof Amsterdam betreft een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, gedateerd 19 december 2019. De zaak is geregistreerd onder de parketnummers 15-206014-19 en 13-650704-16. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, heeft op 11 februari 2020 hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 23 oktober 2020 heeft de advocaat-generaal gevorderd de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De verdachte heeft op 22 oktober 2020 via e-mail laten weten dat hij zijn bezwaren tegen het vonnis niet wenst te handhaven. Dit werd bevestigd tijdens de zitting, waar de verdachte en zijn raadsvrouw verklaarden dat er geen rechtens te respecteren belang meer is dat een nader onderzoek rechtvaardigt.
Gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2020. De rechter mr. C.N. Dalebout was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.