6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op klaarlichte dag, op het parkeerterrein van een drukbezochte supermarkt, de auto van aangever ingestapt met een doorgeladen vuurwapen met het voornemen om hem te beroven. Tijdens de schermutseling die in de auto ontstond is het vuurwapen afgegaan en verdachte zelf in zijn onderbeen geraakt. Aangever probeerde uit de auto te vluchten, waarop de verdachte gericht op hem heeft geschoten en hem heeft geraakt in zijn schouder (aan de achterzijde van het lichaam), een kwetsbaar gewricht.
Verdachte verklaart zelf dat hij een voorliefde heeft voor (vuur)wapens, er na zijn detentie weer een zal aanschaffen en aarzelt kennelijk niet om deze ook te gebruiken, zoals in onderhavige zaak.
Om de (eventuele) gevolgen voor anderen lijkt hij zich, ondanks eerdere veroordelingen, in het geheel niet te bekommeren.
Uit het dossier en uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring is gebleken dat aangever uiteindelijk een operatie heeft moeten ondergaan om de kogel te verwijderen en dat hij de schouder niet meer goed kan bewegen. Er is na elf maanden nog geen uitzicht op volledig herstel. Naast de hierboven genoemde fysieke ongemakken, heeft aangever ook mentaal veel last gehad van het incident. Hij is nog steeds angstig en heeft zich onlangs voor zijn angstklachten onder behandeling gesteld van een psycholoog.
Naast de door het slachtoffer ondervonden gevolgen van het schietincident, geldt dat dergelijke incidenten – zeker wanneer die overdag buiten op straat plaatsvinden – voor veel onrust zorgen in de maatschappij.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, van
24 oktober 2019;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 8 november 2019
van mevrouw [naam reclasseringswerker] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland en het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies in de zaak met parketnummer 15-117134-19 ten behoeve van de zitting van 27 augustus 2019;
- het rapport Psychologisch onderzoek pro justitia betreffende verdachte d.d. 25
november 2019 (weigerrapport).
Verdachte is al eerder voor geweldsdelicten en vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende en andere straffen veroordeeld. Hij liep ook nog in een proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting en let daarbij ook op artikel 63 Sr.
Het gemak waarmee verdachte praat over en gebruik maakt van vuurwapens acht de rechtbank zeer zorgwekkend. Hij noemt zichzelf vuurwapengevaarlijk, heeft niet meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en de reclassering schetst een somber beeld van hem. Verdachte zit in de drugshandel en heeft bij de reclassering aangegeven dat hij in de toekomst weer een wapen wil aanschaffen. Enig besef van wat hij heeft gedaan, lijkt er niet te zijn.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat geen mogelijkheden worden gezien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbenemende straf van lange duur passend en geboden is.