ECLI:NL:GHAMS:2020:4102

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-002242-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in een leerplichtzaak met betrekking tot schoolverzuim

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 18 september 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin zij was veroordeeld voor het niet naleven van de verplichtingen uit de Leerplichtwet 1969. De tenlastelegging betrof het niet zorgen dat haar dochter, geboren in 2012, de school regelmatig bezocht in de periode van 3 tot en met 7 juni 2019. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet aan deze verplichting heeft voldaan, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De verdachte had voorafgaand aan het verzuim overleg gehad met de school en was zich bewust van het belang van schoolbezoek. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de straf voorwaardelijk opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële situatie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002242-20
datum uitspraak: 22 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 18 september 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-179070-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 december 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 juni 2019 tot en met 7 juni 2019 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland als degene die het gezag uitoefende over de jongere [naam], geboren op [geboortedag 2] 2012, althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van deze jongere, had belast, telkens niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten [school], stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 3 juni 2019 tot en met 7 juni 2019 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [naam], geboren op [geboortedag 2] 2012, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten [school], stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichtingen niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Voorafgaand aan het verzuim heeft er overleg plaatsgevonden met de school, waarbij door de leerkracht van [naam] positief werd gereageerd op de educatieve reisplannen. Nadien is er zowel vanuit de school als de verdachte geen contact meer geweest, waardoor het voor de verdachte onduidelijk was dat door de directeur geen toestemming was verleend en zij een verlofaanvraag bij de leerplichtambtenaar had moeten doen. Bovendien is de ernst van het verzuim feitelijk beperkter geweest, omdat er in de betreffende week sprake was van één hele en twee halve studiedagen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft niet voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat haar dochter [naam] de school, waar zij stond ingeschreven, geregeld bezocht. De Leerplichtwet verplicht de ouder om ervoor te zorgen dat de jongere als leerling op een school of instelling staat ingeschreven en dat de jongere die school of instelling na inschrijving regelmatig bezoekt. Op deze manier wordt onder meer getracht schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten te voorkomen. De verdachte heeft deze verplichting verzaakt, naar het hof heeft begrepen met het doel om met haar dochter na een voor moeder zeer lastige periode op een (educatieve) vakantie te kunnen gaan.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 16 december 2020, waaruit blijkt dat zij niet eerder de Leerplichtwet heeft overtreden.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte zich zeer bewust is van het belang dat haar dochter [naam] naar school gaat en dat zij zich realiseert dat zij deze verlofaanvraag, zoals altijd, via de formele route had moeten doen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. In de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – in het bijzonder haar financiële situatie – ziet het hof anders dan de advocaat-generaal aanleiding de in eerste aanleg opgelegde geldboete geheel voorwaardelijk op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 2 augustus 2019 onder CJIB nummer [nummer].
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. D. Radder en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 december 2020.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.