ECLI:NL:GHAMS:2020:4025

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
23-001627-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld voor diefstal, gepleegd op 17 juli 2017, waarbij zij samen met anderen winkelgoederen heeft weggenomen van een winkelbedrijf. De verdachte had eerder een kastje gekocht dat beschadigd bleek te zijn en voelde zich bestolen toen zij geen vervangend exemplaar kon krijgen. Dit leidde tot de diefstal van andere goederen ter waarde van € 295,00. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw beoordeeld. De verdachte heeft een moeilijke persoonlijke situatie, waaronder de zorg voor een kind met een dwarslaesie, wat haar keuzes beïnvloedt. Het hof heeft de straf bepaald op een gevangenisstraf van drie dagen, gelijk aan het voorarrest, en heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht en de beslissing genomen op basis van de feiten en omstandigheden die zijn gepresenteerd tijdens de zittingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001627-19
datum uitspraak: 9 december 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 april 2019 in de strafzaak onder
de parketnummers 13-702190-17 en 13-137033-15 (TUL), 13-159377-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het \
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 17 juli 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen winkelgoederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 17 juli 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen winkelgoederen toebehorende aan winkelbedrijf [winkel].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 16 uren, subsidiair acht dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een taakstraf voor de duur van 16 uren.
De verdediging heeft bepleit dat aan de verdachte slechts een gevangenisstraf wordt opgelegd van drie dagen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een hinderlijk feit en het kan schade en overlast voor winkeliers veroorzaken.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat ze heeft gehandeld uit boosheid en onmacht. De verdachte heeft, kort gezegd, aangegeven dat zij een kastje bij de [winkel] had gekocht maar
dat beschadigd bleek te zijn. [winkel] had geen ander exemplaar voor de verkoop beschikbaar. De verdachte kon alleen een nieuwer model aanschaffen waarbij zij € 20,00 moest bijbetalen. Zij voelde zich bestolen en heeft daarom andere spullen van [winkel] in haar tas gestopt met het doel zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte heeft reeds € 295,00 aan [winkel] betaald.
Door de raadsman is ter terechtzitting inzicht gegeven in de moeilijke persoonlijke en financiële omstandigheden van de verdachte.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte bevindt zich in een moeilijke situatie. Eén van haar kinderen heeft een dwarslaesie opgelopen en heeft fulltime zorg nodig waardoor de verdachte niet kan werken. Naar blijkt uit het reclasseringsrapport gaat de verdachte wanneer zij teveel stress ervaart over tot het maken van verkeerde keuzes en heeft zij de neiging te gaan stelen.
In het kader van het onderhavige strafbare feit is de verdachte op 17 juli 2017 in verzekering gesteld.
Op 19 juli 2017 is de voorlopige hechtenis geschorst, met de bijzondere voorwaarde dat zij zich moest melden bij de reclassering en zich moest houden aan door de reclassering gegeven aanwijzingen.
De verdachte heeft contact met de heer [naam] van de reclassering en is verwezen naar
De Waag, alwaar zij een behandeling heeft ondergaan. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman opgemerkt dat de verdachte, ook na het instellen van hoger beroep, telefonisch contact heeft onderhouden met de heer [naam] en dat zij geen verdere behandeling behoeft. In een op schrift gestelde verklaring van [naam], door de raadsman overgelegd ter terechtzitting, staat dat de verdachte weer de balans in haar leven heeft teruggevonden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 november 2020 is zij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, en mede gelet op het feit dat zij € 295 aan [winkel] heeft betaald, een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/137033-15

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 januari 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van veertig uren, bij niet-uitvoering te vervangen door twintig dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
Het hof acht termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen op grond van de hiervoor weergegeven persoonlijke omstandigheden.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/159377-16

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van
20 uren, bij niet-uitvoering te vervangen door 10 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging omdat deze reeds ten uitvoer is gelegd.
De verdediging heeft gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Het hof zal de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 20 juli 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam
van 14 januari 2016, parketnummer 13-137033-15, voorwaardelijk opgelegde taakstraf bestaande
uit het verrichten van onbepaalde arbeid voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 20 juli 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2016, parketnummer 13-159377-16, voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
Heft op het op 19 juli 2017 geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 december 2020.
=========================================================================
[…]