ECLI:NL:GHAMS:2020:4011

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
23-004639-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging, belediging en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging, belediging en bedreiging jegens twee aangevers. De verdachte voerde aan dat zijn gedrag voortkwam uit frustratie door concurrentiestrijd met de aangevers en dat zij zijn bedreigingen niet serieus hoefden te nemen. Het hof oordeelde echter dat dit geen rechtvaardiging was voor zijn handelen. De aangevers voelden zich bedreigd door de sms-berichten, voicemails en e-mails van de verdachte.

Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve wat betreft de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van één jaar, inclusief een contactverbod met een van de aangevers. Het hof oordeelde dat, gezien de veranderde omstandigheden en het feit dat de verdachte geen contact meer had met de aangevers, een lagere straf passend was. Het hof legde een taakstraf op van 80 uren en vernietigde het contactverbod.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof hield rekening met het tijdsverloop, het zelfinzicht van de verdachte en zijn veranderde omstandigheden, waaronder zijn terugtrekking uit de slotenmakersbranche en de oprichting van een nieuwe onderneming. Het hof concludeerde dat de verdachte zijn gedrag inziet en dat een contactverbod niet langer nodig was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004639-18
Datum uitspraak: 28 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-701261-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging, waaronder begrepen het contactverbod. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte op 14 december 2018 voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken met en proeftijd van één jaar waarbij de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met de heer [aangever 1] werd opgelegd
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging, waaronder belediging en bedreiging jegens de heer [aangever 2] en zijn collega de heer [aangever 1]. Dit zijn strafbare feiten.
De verdachte stelt dat hij handelde uit frustratie als gevolg van de concurrentiestrijd met de aangevers en dat hij meermaals heeft aangegeven dat zij zijn bewoordingen en bedreigingen niet serieus hoefde te namen. Dit is echter geen rechtvaardiging voor zijn handelen. Aangevers waren bang en voelde zich bedreigd en beledigd door de sms-berichten, de voicemails en de email van de verdachte.
Ten voordele van de verdachte houdt het hof rekening met het tijdsverloop, het zelfinzicht van de verdachte en de veranderde omstandigheden. De verdachte heeft zich teruggetrokken uit de slotenmakers branche, waar ook de aangevers actief waren, en heeft nu een mobiele bandenservice opgericht. Zijn financiën zijn op orde, hij is naar eigen zeggen rustiger geworden na behandeling en hij ziet nu in dat hij niet had mogen reageren zoals hij blijkens de bewezenverklaarde feiten heeft gedaan. De verdachte heeft geen contact meer met [aangever 2] en [aangever 1].
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er aanleiding is om een lagere straf op te leggen dan in eerste aanleg is opgelegd en dat een contactverbod niet langer een toegevoegde waarde heeft, nu de verdachte en [aangever 1] geen contact meer hebben.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 januari 2020 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 266, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging, waaronder begrepen het contactverbod en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. J.D.L. Nuis, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2020.