ECLI:NL:GHAMS:2020:4010

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
23-002070-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van strafoplegging in zaak van vernieling door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1965, was eerder veroordeeld voor het vernielen van fietsen van drie 17-jarige jongens. Dit gebeurde nadat de jongens vuurwerk hadden afgestoken in de buurt van de verdachte en zijn hondje, wat de verdachte tot zijn daad heeft aangezet. De politierechter had de verdachte op 8 juni 2018 veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren geëist. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar de strafoplegging aangepast. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan vernieling en dat zijn gedrag jegens de fietsen van de jongens agressief was. Het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte, die meer dan 10 jaar geleden waren. Uiteindelijk heeft het hof de taakstraf vastgesteld op 40 uren, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. De schadevergoedingsmaatregel werd niet noodzakelijk geacht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die is vernietigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002070-18
Datum uitspraak: 14 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-060444-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging waaronder begrepen de opgelegde schadevergoedingsmaatregel bij de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte op 8 juni 2018 voor het bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling en beschadiging van de fietsen van de drie aangevers. Nadat deze drie 17-jarige jongens vuurwerk hadden afgestoken in de buurt van de verdachte en zijn hondje – waar het hondje erg van was geschrokken – heeft de verdachte de fietsen van de jongens met een stok vernield. Het wordt de verdachte aangerekend dat hij zich hierbij agressief heeft gedragen jegens de bezittingen van de aangevers en hen daarbij schrik heeft ingeboezemd. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen en heeft hij bij aangevers gevoelens van angst opgeroepen.
Alhoewel het de verdachte niet is toegestaan het recht in eigen hand te nemen, heeft het hof wel oog voor de aanleiding van het tenlastegelegde incident en de schrik die de verdachte en zijn hondje daarbij hebben ondervonden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 januari 2020 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld, maar betreft dit feiten van 10 jaar geleden of ouder.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel acht het hof niet noodzakelijk.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. J.D.L. Nuis, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 januari 2020.