In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 maart 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1998, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Tijdens de zitting op 14 januari 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die dezelfde straf als in eerste aanleg heeft gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar heeft een kennelijke verschrijving in de kwalificatie van de wet aangepast. De rechtbank had het bewezenverklaarde gekwalificeerd als 'opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod', terwijl artikel 2 van de Opiumwet geen verschillende leden kent. Het hof heeft de kwalificatie gecorrigeerd naar 'opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod'. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.