ECLI:NL:GHAMS:2020:4007

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
23-004157-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in economisch strafrechtelijke zaak wegens gebrek aan bewijs van taxivervoer zonder vergunning

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het verrichten van taxivervoer zonder de vereiste vergunning op 16 februari 2015 te Amsterdam. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, gelijk aan de straf die in eerste aanleg was opgelegd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 januari 2020 heeft het hof de zaak onderzocht en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk taxivervoer had verricht. De enige aanwijzing was dat een verbalisant de verdachte had gezien met een auto waarin twee vrouwen uitstapten, maar er was geen bewijs dat de verdachte hen tegen betaling had vervoerd. De verdachte had verklaard dat hij de auto via een app had besteld, maar dit was niet voldoende om te bewijzen dat hij zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van economisch strafrecht, waar de gevolgen voor de verdachte aanzienlijk kunnen zijn. Het hof heeft de eerdere strafbeschikking vernietigd en opnieuw recht gedaan door de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004157-18
Datum uitspraak: 28 januari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-207715-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een auto, merk Kia, gekentekend [kenteken], taxivervoer heeft verricht zonder een daartoe verleende vergunning;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, te weten een geldboete ter hoogte van € 750,00.

Vrijspraak

De tenlastelegging stelt dat de verdachte in een auto taxivervoer heeft verricht, in concreto het vervoeren van twee vrouwen, zonder dat hij beschikte over een daartoe verleende taxivergunning. Niet is echter gebleken dat de verdachte daadwerkelijk taxivervoer heeft verricht. Niet meer staat vast dan dat de verbalisant een auto tot stilstand heeft zien komen en vervolgens twee dames heeft zien uitstappen. Even later heeft de verbalisant diezelfde auto wederom zien rijden. Hij heeft de auto gevolgd en zag de auto stoppen bij een jongeman. Enkele seconden later is de auto doorgereden, zonder dat de jongeman is ingestapt. Toen de verbalisant de jongen aansprak verklaarde deze dat hij de auto via überpop had besteld. Hierna heeft de verbalisant de auto – met de verdachte als bestuurder – aangehouden en zag hij op de mobiele telefoon van de verdachte een melding binnenkomen van überpop dat een rit was geannuleerd.
Ten aanzien van de twee vrouwen staat niet vast dat de verdachte hen tegen betaling heeft vervoerd en dat dus van taxivervoer sprake is geweest. Dat later contact bestond met überpop voedt wellicht een speculatie, maar is geen bewijs. Wat betreft de jongen heeft überhaupt geen vervoer plaatsgevonden. In beide gevallen kan dus niet worden vastgesteld dat de verdachte taxivervoer heeft verricht zonder daartoe over een verleende vergunning te beschikken, zodat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. J.D.L. Nuis, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2020.