In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling. De tenlastelegging betreft een incident dat plaatsvond op 10 oktober 2018, waarbij de verdachte de aangever bedreigde met de woorden dat hij hem zou doodslaan als zijn brommer beschadigd raakte. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een geldboete en hechtenis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor de bedreigingen, aangezien de verklaringen van de aangever en zijn dochter niet consistent zijn. Het hof heeft echter vastgesteld dat de bedreigingen bewezen zijn, mede op basis van de verklaringen van de aangever en zijn dochter, die elkaar ondersteunen. Het hof heeft geoordeeld dat de uitlatingen van de verdachte in de context van het incident een redelijke vrees bij de aangever hebben gewekt.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 en 5 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de bedreigingen en de impact op de aangever, die zich in zijn persoonlijke integriteit aangetast voelde. De verdachte is eerder strafrechtelijk veroordeeld, wat meegewogen is in de beslissing over de strafmaat.