ECLI:NL:GHAMS:2020:3986

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
23-003226-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling inbraak met bespreking van alternatief scenario in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2018. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor inbraak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 juli 2020 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd. De verdachte heeft in hoger beroep een alternatief scenario gepresenteerd, waarin hij stelt dat zijn auto bij de inbraak betrokken was, maar dat hij zelf niet bij de inbraak aanwezig was. Hij beweert dat hij zijn auto had uitgeleend aan een vriend, die de auto zou hebben gebruikt tijdens de inbraak.

Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en zijn vriend kritisch beoordeeld. De verdachte had eerder wisselend verklaard over zijn aanwezigheid en handelingen op de avond van de inbraak. De vriend van de verdachte ontkende dat hij de auto had geleend. Het hof oordeelde dat het alternatieve scenario niet aannemelijk was en bevestigde het vonnis van de rechtbank, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003226-18
Datum uitspraak: 7 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-650083-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof een in hoger beroep gevoerd verweer zal bespreken en verwerpen.

In hoger beroep gevoerd verweer

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Als “alternatief scenario” wordt in hoger beroep van de zijde van de verdachte gesteld dat niet hijzelf, maar wel zijn auto bij de inbraak betrokken is geweest. De verdachte stelt zijn auto te hebben uitgeleend aan [vriend], die een vriend van hem was. Na het uitlenen van zijn auto heeft de verdachte een Ikea-cadeaukaart in zijn auto aangetroffen en deze mocht hij van [vriend] houden als dank voor het lenen van de auto.
Het hof overweegt als volgt. Eerst in hoger beroep is de verdachte met bovengenoemde verklaring gekomen. Tot dan toe heeft de verdachte bij de politie verklaard dat het best zou kunnen dat hij op de Lindengracht in Amsterdam jongens heeft laten uitstappen en instappen. Dat moeten dan weer vrienden van [vriend] zijn geweest. Het kunnen ook verdachtes vrienden zijn geweest. Het kan ook zijn dat hij daar met [vriend] is geweest. Hij is daar geweest met meerdere jongens uit de coffeeshop. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij zich die avond niet herinnert, dat hij waarschijnlijk gewoon thuis was en dat hij niet degene was die rondjes heeft gereden op de Lindengracht. De verdachte wilde toen ook niet zeggen van wie hij de Ikea-cadeaukaart had gekregen.
De verdachte heeft dus wisselend en niet consequent verklaard over zijn handelen op de avond van de tenlastegelegde inbraak en over de in zijn auto aangetroffen IKEA-cadeaukaart. Voorts is [vriend] op verzoek van de verdediging in hoger beroep bij de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken gehoord en heeft hij bij die gelegenheid ontkend de auto van de verdachte te hebben geleend. Gelet op het voorgaande acht het hof het in hoger beroep voorgedragen “alternatief scenario”, voor zover daarvan al gesproken kan worden, dan ook niet aannemelijk geworden, zodat het hof hieraan voorbijgaat.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. J.L. Bruinsma en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 augustus 2020.