ECLI:NL:GHAMS:2020:3967

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
23-002846-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de strafbaarheid van het aanbieden van taxidiensten op een aangewezen locatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1988, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin hij was veroordeeld voor het aanbieden van taxidiensten op een locatie waar dit verboden was. De tenlastelegging betrof een incident op 26 mei 2017 te Schiphol, waar de verdachte taxidiensten aanbood op het Jan Dellaertplein, een aangewezen gebied waar het aanbieden van taxidiensten niet is toegestaan. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 oktober 2020 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de herkenning van de verdachte door de verbalisanten en dat de getuige geen duidelijke herinnering had aan het incident.

Het hof heeft de verklaringen van de verbalisanten en de getuige gewogen en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de herkenning van de verdachte. Echter, het hof oordeelde dat de bewezenverklaring van de tenlastelegging geen strafbaar feit opleverde, omdat de relevante gemeentelijke verordening geen verbod op het aanbieden van taxidiensten in het aangewezen gebied bevatte. Hierdoor heeft het hof de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen en het vonnis waarvan beroep vernietigd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke regelgeving omtrent het aanbieden van taxidiensten in aangewezen gebieden en de rol van bewijsvoering in strafzaken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002846-18
Datum uitspraak: 13 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 23 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-043358-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 oktober 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer taxidiensten heeft aangeboden op het Jan Dellaertplein zijnde een aangewezen locatie of gebied, gelegen in een openbare, in de openlucht gelegen plaats en/of een openbaar toegankelijk gebouw, waar het verboden is om taxidiensten aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsmotivering

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Beide boa’s verklaren niet op basis waarvan zij de verdachte hebben herkend, maar zij verwijzen consequent naar systemen achter de schermen waar geen zicht op is. De daadwerkelijke koppeling met de verdachte ontbreekt in deze zaak. Bovendien heeft de getuige geen herinnering aan het aanwijzen van de verdachte. De herkenning van de taxichauffeur wordt door de getuige dus niet bevestigd. Het dossier bevat ook overigens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen, aldus de raadsman.
Volgens zijn proces-verbaal zag de verbalisant [verbalisant 1] een voor hem ambtshalve bekende persoon, de verdachte, op het Jan Dellaertplein ter hoogte van draaideur C en de bushalte A9 op Schiphol. De verdachte is hem ambtshalve bekend omdat hij eerder een verblijfsontzegging heeft gehad wegens het aanbieden van taxidiensten. De verbalisant [verbalisant 2] zag vervolgens dat de verdachte, een voor hem bekend persoon waarvan hij weet dat hij taxidiensten aanbiedt, mensen aansprak die uit de draaideur kwamen. [verbalisant 2] zag een kort contactmoment tussen de verdachte en de getuige [getuige]. [verbalisant 2] heeft de getuige aangesproken, die verklaarde dat de verdachte haar een taxi aanbood. Hierop heeft [verbalisant 1] de verdachte aangehouden. De identiteitsgegevens van de verdachte zijn [verbalisant 1] ambtshalve bekend daar zij aan de hand van een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs in het verleden zijn gecontroleerd en zijn vastgelegd. Bij de raadsheer-commissaris heeft de getuige voorts verklaard dat zij zich herinnert dat zij op Schiphol door een man werd aangesproken met de vraag of zij een taxi wilde.
Gelet op het bovenstaande en het verhandelde ter terechtzitting ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisanten dat zij de verdachte herkenden van eerdere contacten met hem en dat zij hem bij naam kennen. Op grond van hun waarnemingen en de verklaring van getuige [getuige] is het feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 mei 2017 te Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer taxidiensten heeft aangeboden op het Jan Dellaertplein, zijnde een aangewezen locatie of gebied, gelegen in een openbare, in de openlucht gelegen plaats, waar het verboden is om taxidiensten aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ten aanzien van de strafbaarheid van de bewezenverklaring en mede gelet op een recente uitspraak van de Hoge Raad [1] overweegt het hof als volgt.
Artikel 2:1G lid 1 APV Haarlemmermeer 2017 verleent de burgemeester in het belang van de openbare orde de bevoegdheid om gebieden aan te wijzen waar het verboden is om taxidiensten aan te bieden.
Deze bepaling houdt echter geen verbod in op het aanbieden van taxidiensten in een door de burgemeester aangewezen gebied, zodat hierop niet de strafbepaling van artikel 6:1 APV Haarlemmermeer 2016 van toepassing is. Het bewezenverklaarde is ook niet op grond van een andere bepaling strafbaar. Nu de bewezenverklaring van de tenlastelegging geen strafbaar feit oplevert, ontslaat het hof de verdachte van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 12 maart 2018 onder CJIB nummer [nummer].
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde
nietstrafbaar en
ontslaatde verdachte te dier zake
van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P.C. Römer en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 november 2020.
mr. J.L. Bruinsma is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1687.