Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
27 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, was beschuldigd van het aanbieden van taxidiensten op Schiphol in een door de burgemeester aangewezen verbodsgebied, zoals vastgelegd in artikel 5:14E lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Haarlemmermeer 2016. Het hof had geoordeeld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit, maar de Hoge Raad oordeelde dat de APV geen verbod inhoudt op het aanbieden van taxidiensten in een door de burgemeester aangewezen gebied. De Hoge Raad concludeerde dat het bewezenverklaarde niet strafbaar was, omdat de relevante bepalingen geen strafbepaling bevatten voor het handelen van de verdachte in dit specifieke geval. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de APV Haarlemmermeer en de bevoegdheden van de burgemeester met betrekking tot het aanwijzen van verbodsgebieden voor taxidiensten.