ECLI:NL:GHAMS:2020:3938

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
23-003451-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1998 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor diefstal. De tenlastelegging betrof de diefstal van een iPhone 8 op 18 augustus 2019 in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met medeverdachten handelde. Tijdens de zitting heeft de verdachte ontkend het feit te hebben gepleegd, maar het hof heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de impact van zakkenrollerij in Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003451-19
datum uitspraak: 24 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-198391-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1998,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam te Rotterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (witte mobiele) telefoon (Iphone 8), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft verklaard dat hij het feit niet heeft gepleegd. Hij liep samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die hij kende, en zij spraken mensen op straat aan. Hij heeft zelf niks gedaan en ook geen telefoon van het slachtoffer in zijn handen gehad.
De raadsman heeft aangevoerd dat de betrokkenheid van de verdachte zeer gering was.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier volgt dat de verdachte, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , op de avond van 18 augustus 2019 steeds verschillende personen benaderde in Amsterdam. Op een
stillvan camerabeelden in het dossier is te zien dat de verdachte en [medeverdachte 1] enkele meters achter [slachtoffer] lopen, vlak voordat de telefoon van [slachtoffer] wordt weggenomen. Nadat [medeverdachte 2] - na een diefstal van een andere telefoon - wordt aangehouden door de politie, rennen de verdachte en [medeverdachte 1] weg. Door verbalisant [verbalisant] wordt waargenomen dat de verdachte daarbij een telefoon weggooit, die van [slachtoffer] bleek te zijn. [slachtoffer] verklaart dat hij – vlak voordat hij erachter kwam dat zijn telefoon weg was – omsingeld werd door drie Marokkaanse jongens die in het Arabisch met hem flirtten. Het slachtoffer heeft ook waargenomen dat deze zelfde drie jongens vlak daarna met een man van de politie worstelden.
Op basis van het voorgaande staat naar het oordeel van het hof vast dat de verdachte één van de personen betreft die de telefoon van [slachtoffer] middels een zakkenrollerstruc hebben afgenomen, in nauwe en bewuste samenwerking met de twee medeverdachten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 augustus 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een (witte mobiele) telefoon (Iphone 8), dat aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging in de vorm van zakkenrollerij. Gelet op de waarnemingen van de verbalisanten die hem en zijn mededaders gevolgd zijn, lijkt daarbij sprake te zijn geweest van een strooptocht. Hij heeft hierdoor een ernstige inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de aangever en een bijdrage geleverd aan de uiterst hinderlijke problematiek die zakkenrollerij in Amsterdam veroorzaakt. Zakkenrollerij is een ware plaag in de stad Amsterdam en het hof is daarom van oordeel dat een dergelijk feit, vanuit het oogpunt van generale preventie, in beginsel streng bestraft dient te worden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 december 2019 is de verdachte niet eerder veroordeeld
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2020.