ECLI:NL:GHAMS:2020:3937

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
23-003137-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot diefstal en poging tot diefstal in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko en thans gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor diefstal en poging tot diefstal. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een horloge van een slachtoffer en een poging tot diefstal van een horloge van een onbekend gebleven man op 4 augustus 2019 in Amsterdam. Tijdens de zitting heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat de verdachte vrijgesproken diende te worden. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan beide feiten, gebaseerd op de verklaringen van de verbalisanten die de verdachte hadden waargenomen tijdens de misdrijven. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare misdrijven. Het hof heeft benadrukt dat zakkenrollerij een ernstige overlast vormt en dat dergelijke feiten streng bestraft dienen te worden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003137-19
datum uitspraak: 24 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-187633-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1998,
thans gedetineerd in Detentiecentum Rotterdam, [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 4 augustus 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij, op of omstreeks 4 augustus 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan een onbekend gebleven man, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- naar die man is toegelopen en/of hem heeft aangesproken/aangeklampt en/of
- hem (daarbij) de doorgang heeft versperd en/of
- ( vervolgens) die man een high five heeft gegeven en/of
- ( vervolgens) de linkerpols van die persoon heeft vastgepakt en/of aan het horloge van die man heeft gezeten/gerommeld en/of
- ( terwijl) hij zijn been tussen de benen van die man heeft gestoken/geplaatst en/of heen en weer bewogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor beide feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat het signalement dat is gegeven door de aangever ([slachtoffer]) erg afwijkt van de omschrijving die verbalisant [verbalisant 1] heeft verbaliseerd. Daarnaast zou [verbalisant 1] niks hebben verbaliseerd over de aanwezigheid van [naam] (de vriend van de verdachte) en heeft [naam] slechts verklaard over het aanspreken door de verdachte van één man.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, niet zo is dat hier alleen sprake kan zijn van een zakkenrollerstruc. De onbekend gebleven man heeft geen aangifte willen doen en nam het op als een geintje, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019163829-5 van 4 augustus 2019, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], is door deze verbalisanten geverbaliseerd hoe de verdachte eerst bij slachtoffer [slachtoffer] een horloge wegneemt middels een zakkenrollerstruc, en daarna - in het bijzijn van [naam] - een poging tot het wegnemen van een horloge doet bij een andere (onbekend gebleven) man. De verbalisanten hebben daarbij vrijwel de hele tijd zicht gehad op de verdachte. Nadat [verbalisant 1] heeft gezien hoe de verdachte het horloge van [slachtoffer] afnam, heeft daarna [verbalisant 2] gezien hoe de verdachte hiertoe een nieuwe poging deed bij de andere (onbekend gebleven) man. Nu verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] daarna achter de verdachte zijn aangelopen en verbalisant [verbalisant 1] ook gezien heeft dat de verdachte werd aangehouden, staat naar het oordeel van het hof vast dat de verdachte de persoon is die zowel feit 1 als feit 2 heeft begaan. Hierbij is mede van belang dat het hof waarde hecht aan de deskundigheid en ervaring van verbalisanten op het gebied van het signaleren en herkennen van personen.
Dit geldt eveneens voor het vermogen van de verbalisanten om een zakkenrollerstruc zoals de ‘voetbaltruc’ te herkennen. Hierbij hecht het hof meer waarde aan het oordeel van de verbalisanten die een zakkenrollerstruc herkenden, dan aan het oordeel van de onbekend gebleven persoon, die dacht dat de verdachte een grapje maakte.
Het verweer tot vrijspraak voor beide feiten wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 augustus 2019 te Amsterdam, een horloge dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op 4 augustus 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een horloge, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan een onbekend gebleven man, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- naar die man is toegelopen en hem heeft aangesproken en
- hem daarbij de doorgang heeft versperd en
- vervolgens die man een high five heeft gegeven en
- vervolgens de linkerpols van die persoon heeft vastgepakt en aan het horloge van die man heeft gezeten en
- terwijl hij zijn been tussen de benen van die man heeft geplaatst en heen en weer bewogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een horloge en een poging daartoe. Aldus heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Bovendien veroorzaakt zakkenrollerij veel overlast en draagt bij aan gevoelens van onveiligheid. Zakkenrollerij is een ware plaag in de stad Amsterdam en het hof is daarom van oordeel dat dergelijk feiten, vanuit het oogpunt van generale preventie, in beginsel streng bestraft dienen te worden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 december 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor winkeldiefstal.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2020.