ECLI:NL:GHAMS:2020:3935

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
23-003157-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Roemenië in 1987 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal en diefstal in vereniging. De tenlastelegging betrof het wegnemen van diverse cosmetica en kledingstukken uit twee drogisterijen in Purmerend op 9 augustus 2019. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die een gevangenisstraf van drie maanden had opgelegd.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 januari 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd gelezen, zonder dat dit de verdediging van de verdachte heeft geschaad.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte en haar familie hadden geen binding met Nederland en waren op doorreis naar Roemenië. Het hof heeft de stelling van de raadsman dat de verdachte impulsief handelde, niet geloofwaardig geacht, gezien het aantal gestolen goederen en de omstandigheden van de diefstallen. De verdachte is schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en de strafbaarheid is niet uitgesloten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003157-19
datum uitspraak: 24 januari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-192289-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1987,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen diverse mascara's en/of diverse cremes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
zij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, diverse monderverzorgingsprodukten en/of diverse make-up produkten en/of diverse kledingstukken en /of diverse sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 9 augustus 2019 te Purmerend, mascara's en cremes, die toebehoorden aan [winkel 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
zij op 9 augustus 2019 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een ander, mondverzorgingsprodukten, make-up produkten, kledingstukken en sieraden, die toebehoorden aan [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal in vereniging.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van twee weken op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich alleen en samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen in twee verschillende drogisterijen. Tijdens deze diefstallen zijn een groot aantal producten weggenomen. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke en hinderlijke feiten die voor veel overlast zorgen en schade toebrengen aan slachtoffers.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte en haar familie niet in Nederland woonden of werkten of een andere binding met de Nederlandse samenleving hadden. Zij waren op doorreis naar Roemenië vanuit Engeland, hadden kort een huisje gehuurd in Nederland, en beschikten over ongeveer
€ 800,00. Gelet op deze omstandigheden, en gezien de hoeveelheid producten die door de verdachte en (gedeeltelijk) haar mededader op professionele wijze is buitgemaakt, hebben de winkeldiefstallen die zijn gepleegd door de verdachte veel weg van een strooptocht. Deze omstandigheid werkt strafverzwarend.
De stelling van de raadsman dat de verdachte slechts vanuit een impuls handelde omdat ze de goederen zo graag wilde hebben en geen geld had, acht het hof niet geloofwaardig. De verdachte heeft immers een groot aantal producten weggenomen, terwijl zij bovendien voldoende geld op zak had. Zij heeft daarnaast bij één winkeldiefstal samengewerkt met haar dochter, en haar daarmee blootgesteld aan het risico dat ook zij zou worden aangehouden.
Ook in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die door de raadsman tijdens de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, ziet het hof geen aanleiding om een lage(re) gevangenisstraf op te leggen. Dat de verdachte en haar dochter hebben geleden onder de situatie waarin zij verzeild zijn geraakt na het plegen van de diefstallen, is slechts de verdachte aan te rekenen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Telefoontoestel (1048950).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2020.